Megadosis Vitamine C


Datum: 16 april 2005 
Auteur: Melchior Meijer 
pagina verhuist van uitdaging.net
artikel van voor 2012

Is vitamine C wellicht méér dan een vitamine?
Vrijwel alle zoogdieren maken het zelf, klokje rond, in de lever en de nieren. Mensen, apen en cavia’s verloren dat vermogen. Koppige dokters beweren al jaren dat een spuit vitamine C iedere virusinfectie in de kiem smoort. En dat de ADH fors omhoog moet. Kwakzalvers?

Broodje Aap? 

Om tien over acht in de avond van 23 januari 1948 buigt Frederick Klenner, plattelandsarts uit Reidsville, North Carolina, zich over het ziekbed van een vierjarig joch. Hij ziet de typische verschijnselen van een virale hersenvliesontsteking. Het kind is een week flink verkouden en hangering geweest. Die middag klaagde het over hoofdpijn, ontwikkelde plotseling hoge koorts en werd doodziek. Hij heeft het bewustzijn verloren. Verkeert in shock. Klenner aarzelt geen moment. Hij haalt een injectiespuit uit zijn tas en trekt de spuit vol met een oplossing van 3000 milligram natrium-ascorbaat: vitamine C in een vorm die je kunt injecteren. 

Zo snel als het hart van het mannetje toelaat, jast hij de oplossing in zijn bloedbaan. Het resultaat is onmiddellijk en verbluffend. De hartslag zakt van 180 naar 100. De koorts daalt. Om tien voor half negen reageert de kleine patiënt op zijn ouders. Een uur later kan hij zitten en drinkt hij. Klenner geeft hem nog een injectie, nu in het spierweefsel en instrueert de ouders het kind elke twee uur een gram ascorbinezuur te geven, opgelost in limonade. Vier dagen later is de peuter volledig hersteld. 

Klenner, zo blijkt uit een artikel dat hij in 1949 publiceerde in het weinig prestigieuze vakblad Southern Medicine & Surgery, wist wat hij deed. Op het moment dat hij dit jongetje ‘terughaalde’, had hij al succes geboekt in honderden soortgelijke gevallen. Tijdens een polio-epidemie had hij zelfs alle zestig patiënten die onder zijn hoede kwamen binnen drie dagen zonder restverlammingen op de been geholpen. Op een congres van de American Medical Association in 1953 drukte hij zijn sprakeloze collega’s op het hart: “Als je niet meteen weet wat het is en het niet vertrouwt, onmiddellijk intraveneus natrium-ascorbaat toedienen en dan pas verder gaan met diagnosticeren.” Klenner werd volkomen genegeerd. 

Alle hoop en aandacht waren gericht op een vaccin, dat elk moment werd verwacht. Klenner publiceerde driftig, maar uitsluitend in onbeduidende tijdschriften als Southern Medicine & Surgery en het Journal of Preventive Medicine. Zijn verzoeken om een grote studie op te zetten, werden consequent afgewezen. 

Vitamine C is een bijzonder molecule. Hoewel de Schotse scheepsarts James Lind al in 1747 overtuigend aantoonde dat een substantie in citrusfruit scheurbuik (scorbut) voorkomt en geneest, werd de stof ascorbinezuur (anti-scheurbuik-zuur) pas in 1928 geïsoleerd door de Hongaars-Amerikaanse biochemicus Albert von Szent-Gyorgyi. Zijn ontdekking werd als zo belangrijk beschouwd, dat hij er in 1937 een Nobelprijs voor kreeg. Al snel werd duidelijk dat de mens een van de heel weinige zoogdieren is die zelf geen ascorbinezuur kunnen maken. 

Zo’n veertig miljoen jaar geleden verloren mensen, de meeste apen, cavia’s en een zeldzame vleermuissoort een enzym dat de laatste schakel vormt in de omzetting van glucose (bloedsuiker) in vitamine C. Het gen voor het enzym zit er nog, maar het is defect. Niemand weet waarom we een zo belangrijke functie (vitamine C is noodzakelijk voor meer dan driehonderd vitale processen) verloren. Sommige wetenschappers nemen aan dat ons oerwoudmenu zoveel vitamine C leverde dat we de eigen aanmaak konden missen, anderen menen dat een virus het genetische defect veroorzaakte. Feit is dat wij mensen het spul dagelijks met de voeding tot ons moeten nemen om gezond te blijven, net zoals een suikerzieke insuline moet gebruiken. 

Het verhaal van de inmiddels overleden dokter Fred Klenner heeft alles weg van een broodje aap. Een mooie, maar onware en potentieel gevaarlijke anekdote. Toch zetten artsen ook anno 2005 intraveneus toegediende megadoses vitamine C in bij virale crisissituaties. Noodgedwongen zonder er veel ruchtbaarheid aan te geven. Ze rapporteren dezelfde dramatische effecten als Klenner. Hoe kan dat nou? Gezien de totale afwezigheid van serieuze berichten, lijkt er maar één verklaring mogelijk: deze uit de pas lopende dokters zijn pathologische leugenaars. 

De Britse biochemicus Dr Steve Hickey, auteur van het onlangs verschenen boek ‘Ascorbate, the Science of Vitamin C’, onderzocht de claims. Zijn conclusie is verbijsterend. “Óf deze artsen en de ouders van hun patiëntjes liegen de hele boel bij elkaar, óf ze nemen een placebo-effect waar dat zich op magische wijze beperkt tot ascorbinezuur, óf het medische establishment maakt een onvergeeflijke fout. Eén ding is zeker: zolang het niet eerlijk is onderzocht, is het onwetenschappelijk om dit soort consistente waarnemingen van ervaren dokters blind af te serveren. Klenner en vele anderen hebben extreme resultaten geboekt bij alle denkbare virusinfecties, van polio en griep tot hepatitis. Die resultaten zijn gedocumenteerd, maar niet in de ‘juiste’ tijdschriften. Het is bovendien aangetoond dat acsorbinezuur in de reageerbuis de meeste virussen blokkeert. Anticiperend op de griep-pandemie die onherroepelijk zal uitbreken, is het wellicht handig dat overheden snel eerlijk laten uitzoeken of intensieve ascorbinezuurtherapie inderdaad alle virale brandhaarden in de kiem smoort, zoals de biochemische logica voorspelt.”

Vanaf het moment dat zo’n pandemie uitbreekt, duurt het een half jaar voor een vaccin beschikbaar is. Een gemene griep à la 1918-1919 roeit in zo’n tijdsbestek ook anno 2005 miljoenen mensen uit. Onlangs adviseerde de Gezondheidsraad minister Hoogervorst Nederland op een epidemie voor te bereiden door voldoende virusremmers in te slaan. Kosten: 50 miljoen Euro. De effectiviteit van deze medicijnen wordt door kritische deskundigen als matig aangemerkt. Hickey: “Als een simpel en spotgoedkoop infuus met ascorbinezuur het brandje blijkt te blussen, stel ik voor dat we alle financiële belangen even vergeten en het inzetten.” 

Biochemische logica?

Het brandje blussen?
Dr Thomas Levy, internist, cardioloog en auteur van het boek ‘Vitamin C, Infectious Diseases & Toxins’, legt het duidelijk uit. “In de eerste plaats is goed aangetoond dat vitamine C in therapeutische doses antibiotische en antivirale capaciteiten bezit. Hoge concentraties blokkeren zelfs HIV, in de zelfde mate als farmacologische aidsremmers. Verder is het immuunsysteem volkomen afhankelijk van het spul. Maar de rappe levensreddende werking bij acute infectieziekten berust op het vermogen van ascorbinezuur om elektronen te doneren aan zogenoemde vrije radicalen.

Elke infectieziekte gaat gepaard met een gigantisch oxidatieproces. Het is dat proces, die brand zo je wilt, die het organisme uiteindelijk de das om doet. Ascorbinezuur doet in feite weinig anders dan het stabiel maken van die vrije radicalen. Als er voldoende elektronen worden aangeboden, in de vorm van massa’s ascorbinezuur, dooft de infectie en krijgt het immuunsysteem een faire kans om af te rekenen met de ziekmaker. Is de infectie mild, dan heb je betrekkelijk weinig ascorbinezuur nodig. Is de infectie heftig, dan moet je véél meer gebruiken. Infuusflessen tegelijk. Je kunt het uitstekend vergelijken met een uit de hand lopend houtvuur. Niemand bestrijdt een flinke fik met een waterpistooltje. 

Je gooit er een paar emmers water op, of roept de brandweer erbij en dan pas dooft het. Dit is brugklas-scheikunde, geen ingewikkelde geneeskunde. Het is weinig sexy, je kunt er geen stoere referaten over houden en je verdient er geen Mercedes mee. Misschien dat collega-artsen er daarom zo moeilijk over doen.” 

Wat een verbluffende onzin, is de unanieme reactie van Nederlandse deskundigen. “Heeft u wat meer reclame-uitingen over deze onzinnige therapie,” vraagt Dr Cees Renckens, voorzitter van de Nederlandse Vereniging tegen de Kwakzalverij. “Er zijn vast enkele artsen in Nederland die gek genoeg zijn om vitamine C intraveneus te geven, maar in de ziekenhuizen zal het niet voorkomen. Daarvoor hebben we in Nederland gelukkig te veel sociale controle en collegiale toetsing.” 

Zijn collega Prof Dr Rob Koene, nierspecialist in ruste, mist ‘ook maar het geringste bewijs’. “Er zijn geen gecontroleerde, klinische studies. Dat hoeft ook niet, want de zogenaamde observaties van deze artsen zijn pertinente nonsens. Het is ze niet gelukt om er in respectabele tijdschriften over te publiceren. Dat betekent dat er iets niet deugt. Pas als een waarneming door de collega’s serieus wordt genomen, als er een zekere logica aan ten grondslag ligt, verdient hij aandacht. 

Dit is kwakzalverij.

Gepropageerd door goedbedoelende individuen, maar toch, onzin. Veronderstel dat we alle evident waanzinnige observaties in grote onderzoeken zouden gaan toetsen! Dan zou het eind zoek zijn.”

Biochemicus Hickey: “Koenes standpunt getuigt niet van wetenschappelijk denken. Het is waar dat er alleen observaties van dokters zijn. Maar het is veel te gemakkelijk om die observaties eenvoudig weg te wuiven of af te doen als placebo-effect. Bewusteloze, ten dode opgeschreven peuters met hersenvliesontsteking komen bij en genezen. Niet één keer, niet twee keer, maar telkens als een dokter op tijd voldoende ascorbinezuur inspuit. De zestig poliopatiënten die Klenner binnen 72 uur weer op de been hielp, hebben zonder restverlammingen verder geleefd. 

Kon Klenner geen diagnoses stellen en mankeerde die mensen niks? Zag Klenner het Pak Uw Bed Op En Wandel effect? Zijn al zijn ‘opvolgers’ geschifte fantasten? De enige wetenschappelijk correcte reactie op dit soort observaties is ‘onderzoek het grondig’.” 

Vast staat dat dat zestig jaar lang niet is gebeurd. Het is nauwelijks voor te stellen dat een eenvoudige, goedkope behandeling met zulke spectaculaire resultaten en vrij van bijwerkingen al die tijd over het hoofd kan worden gezien door intelligente, bonafide artsen en onderzoekers. Hebben Renckens en Koene gelijk? Staart het ‘vitamine C kamp’ zich blind op een fata morgana? Internist en cardioloog Levy meent dat er veel banalere mechanismen in het spel zijn. “Hooggeschoolde professionals met veel status vertonen de neiging als groep te denken en niet als individu,” zegt hij. “Alleen medische informatie die de leerboeken haalt en door hoogleraren wordt gedoceerd, is ‘waar’. Waarnemingen, hoe evident en relevant ook, die niet onmiddellijk doordringen tot de collegezalen, zijn gedoemd om enkele generaties lang te worden geridiculiseerd. 

De geschiedenis van de geneeskunde is geplaveid met voorbeelden. De angst voor kwakzalver te worden versleten, wordt er vanaf het eerste medische college ingeramd. Het gekke is, hoe voor de hand liggender en logischer een nieuw idee, hoe meer weerstand het ondervindt. Dokter Semmelweis was de kwakzalver van zijn tijd, omdat hij zijn collega’s wees op het belang van handen wassen tussen lijkschouwing en verlossing. 

Omgekeerd geldt de coronaire bypass operatie vandaag de dag als onbetwist symbool van medisch kunnen, terwijl er in de literatuur geen bewijs is dat het huzarenstukje beter werkt dan niet ingrijpen. Niemand die dáár een probleem van maakt. In het geval van vitamine C gaat het om veel meer dan gekrenkte eer en de kleren van de keizer. Aan de ziekten die het spul geneest, valt verschrikkelijk veel te verdienen. Aan ascorbinezuur niets.” 

Kwaliteit voedsel  ~ Vitamine C

Het PBL heeft in het rapport: ‘ Emissiearm bemesten geëvalueerd’ geen onderzoek gedaan naar de eventuele gevolgen voor de kwaliteit van het voedsel. Het grote probleem is dat onderzoek naar de samenstelling van voedsel voor vitaminen en mineralen de laatste jaren nauwelijks is gedaan. Het onderzoek dat wel gedaan is behoorlijk verontrustend. Uit verschillende onderzoeken, zoals TNO rapport V 94.173 dietary intake in the Netherlands 1995 en het rapport van het voedingscentrum: Richtlijnen gezonde voeding 2007, blijkt dat grote groepen mensen de aanbevolen dagelijkse inname van sommige vitaminen en mineralen niet halen. Dit terwijl het onderzoek van de consumentenbond gestoeld is op verouderde voedingsgegevens. 

De meeste onderzoeken naar wat voeding bevat aan mineralen en vitaminen zijn 20 tot 30 jaar terug gedaan.  Een kleine verandering in de biologische samenstelling van voeding kan zo grote gevolgen hebben. 

In 2005 heeft de consumentenbond onderzoek gedaan naar het verschil tussen biologisch en reguliere groenten. Dit onderzoek is in duplo bij twee onafhankelijke laboratoria uitgevoerd, waarbij een het Rikilt in Wageningen was.  Wat daaruit voortkwam, maar niet is gepubliceerd, is dat het gehalte vitamine C van zowel biologisch als reguliere groenten in de loop der jaren fors is gedaald (zie tabel ). 

Naast lagere vitamine C blijken de meeste groenten ook geen selenium meer te bevatten en gemiddeld 7 tot 8 % lagere calcium en ijzer gehalten.  De meeste van deze waarden zijn overgenomen in het Nederlands Voedingsstoffen (NEVO) bestand 2006, wat betekent dat officieel wordt erkend dat de vitamine C waarde van deze groenten teruggelopen is.  Natuurlijk realiseer ik mij ook wel dat er meerdere oorzaken kunnen zijn van deze problemen, maar het is verontrustend dat men nooit onderzoek heeft gedaan naar de invloed van de kwaliteit van de mest en de manier van uitrijden  op bodemkwaliteit, samenstelling bodemleven en kwaliteit van gewassen.

meting CBoude meting
NEVO bestand
verschil
andijvie0,14-97%
bloemkool 2980-64%
broccoli17,8 110-84%
champignon4,45-12%
ijsbergsla0,1   3-96%
komkommer0,110  -99%
rode paprika155,4150  +3,6%
sla0,2   10-98%
sperzieboon15-80%
spinazie*0,2 25-99%
tomaat 14,7    15-2%
ui   6,2 10-38%
winterpeen0,1 2-95%
witlof  0 5-100%

* geldt niet voor diepvriesspinazie [ONDERSCHRIFT]
Vitamine C in mg per 100 g groente (gemiddelde van gewone en biologische groente).Bron: Consumentenbond/ing. P. Blokker


Ook bij chronische aandoeningen speelt vitamine C, of een gebrek er aan, volgens sommige wetenschappers een sleutelrol. In de jaren ’90 oogste Linus Pauling, een van de grootste scheikundigen die de vorige eeuw heeft voortgebracht, de hoon van de medische stand toen hij verkondigde dat hart- en vaatziekten niets anders zijn dan een uiting van milde scheurbuik. Hij stelde dat het probleem volledig zou worden uitgebannen als iedereen van kindsbeen af dagelijks enkele grammen vitamine C zou nemen. Ook meende hij zeker te weten dat angina pectoris – pijn op de borst als gevolg van vernauwde kransslagaderen – kan worden genezen met megadoses vitamine C en de aminozuren lysine, proline en arginine.

Een verhandeling waarin hij deze boude bewering staafde, werd aanvankelijk gretig geaccepteerd door het wetenschappelijke tijdschrift Science, maar op het laatste moment zonder opgaaf van reden niet gepubliceerd. In een radio-interview vertelde Pauling hoe enkele bejaarde vrienden met hartproblemen (onder wie een natuurkundige met een Nobelprijs) bypass-operaties hadden afgezegd toen ze na een paar weken vitamine C therapie van hun pijn en beperkingen bleken te zijn verlost. Over de weigering van die publicatie zei hij: “Ach, wie heeft er nog behoefte aan een dubbelblinde, gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde studie als hij bewijs van dit kaliber ziet.”

Biochemius Steve Hickey: “Ook deze spannende hypothese en waarnemingen van een man die twee keer eerder onverwacht gelijk kreeg, zijn nooit eerlijk getoetst. Op het Internet gonst het van de anecdotische gevallen van mensen met verstopte kransslagaderen en angina pectoris die zonder chirurgisch ingrijpen beter worden, maar zolang er geen klinische studies zijn, zijn die getuigenissen niets waard.” Pauling was niet de eerste wetenschapper die chronisch vitamine C-gebrek als voornaamste oorzaak van het hartinfarct zag. In 1940 toonde de Canadese patholoog Paterson aan dat hartinfarctpatiënten zonder uitzondering veel lagere vitamine C spiegels hebben dan gezonde mensen. ‘De plaques in aangetaste slagaders worden gevoed door haarvaatjes,’ schreef Paterson, een observatie die vijftig jaar later werd bevestigd. ‘Bij gebrek aan ascorbinezuur worden die vaatjes zwak, gaan kapot en veroorzaken een bloedprop.

Is er voldoende vitamine C, dan blijven de vaatjes en de plaque stabiel en zullen ze geen infarct veroorzaken.’ Patersons landgenoot Willis, een cardioloog, bevestigde die waarneming in 1953. Eerst toonde hij aan dat cavia’s – die net als wij geen vitamine C kunnen aanmaken – zonder uitzondering verstopte bloedvaten ontwikkelen als ze het cavia-equivalent van de ADH voor mensen krijgen. Bij cavia’s die omgerekend naar menselijke verhoudingen een gram of vier per dag krijgen, is de aandoening echter onmogelijk op te wekken. Toen hij dat had vastgesteld, ging Willis, niet gehinderd door ethische commissies, experimenteren met zijn hartpatiënten. Eén groep gaf hij drie maal daags 500 milligram vitamine C (een dosis die Pauling overigens als ‘verwaarloosbaar laag’ zou hebben bestempeld), de andere groep kreeg alleen normale voeding.Het resultaat: in de vitamine C groep groeiden de bloedvaten niet verder dicht en namen de symptomen af, in de ‘onbehandelde groep’ schreed het ziekteproces onverminderd voort. Hickey: “Er is van alles aan te merken op Willis’ aanpak, maar de man verkeerde terecht in de overtuiging dat zijn pilotstudie een aanzet zou vormen voor gedegen vervolgonderzoek. Willis is vergeten.

Cardiologen kennen de man noch zijn werk. Het is alsof zijn onderzoek nooit is gedaan. En op onderzoek dat nooit is gedaan, kun je niet voortborduren. Het enige solide materiaal dat we nu hebben, zijn epidemiologische studies die hardnekkig suggereren dat mensen met veel vitamine C in hun bloed veel minder kans hebben te overlijden aan een heel spectrum van kwalen.” 
Aanbevolen Dagelijks Hoeveelheid

Leidt extra slikken alleen tot een ‘dure plas’?

Mensen maken zelf geen ascorbinezuur aan. Chemicus Linus Pauling (1901-1994) was ervan overtuigd dat we tenminste drie gram (3000 milligram) per dag nodig hebben. Zelf was hij met 18 gram een echte grootverbruiker. Hij baseerde die nog altijd controversiële opvatting op de observatie dat de meeste dieren dagelijks het menselijke equivalent van tussen de 5 en 13 gram aanmaken en een veelvoud daarvan wanneer hun organisme door ziektekiemen wordt bedreigd of anderszins stress ondervindt. Hij noemde de Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid (internationaal variërend van 60 tot 200 milligram) ‘in strijd met de logica en funest voor de volksgezondheid’.

“Geen dierenverzorger die het in zijn hoofd haalt om gorillas de vierenhalve gram vitamine C per dag die ze in het wild bij elkaar plukken te onthouden,” zei Pauling. “Ze weten dat ze anders ziek worden en dat kost geld. Hoe kunnen we zo naief zijn te denken dat wij mensen genoeg hebben aan de 60 milligram waarmee je acute scheurbuik voorkomt.” Het antwoord van de gezondheidsautoriteiten: zodra we meer dan 60 milligram per dag binnenkrijgen, plassen we het uit. Het bloed en andere weefsels zijn dan verzadigd en nog meer slikken levert slechts een dure plas op. 

Steve Hickey noemt dit ‘pseudowetenschappelijke prietpraat’.

“Ten eerste plassen ook zoogdieren die zelf ascorbinezuur aanmaken grote hoeveelheden uit,” zegt hij. “Dat wil niet zeggen dat het spul geen werk heeft verricht. Ten tweede zijn bij de onderzoeken naar de verzadiging van weefsels fundamentele fouten gemaakt. Er is bijvoorbeeld geen rekening gehouden met de halfwaardetijd van vitamine C. Die bedraagt slechts dertig minuten. Elke dosis is na een uur verbruikt, wat impliceert dat mensen vanwege hun genetische defect regelmatig wat vitamine C moeten gebruiken.

Dr Mark Levine, de onderzoeker van de National Institutes of Health op wiens studies ook de Europese Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid is gebaseerd, heeft plasmaconcentraties gemeten 12 uur na de inname van een enkele dosis vitamine C. Natuurlijk krijg je dan de indruk dat het geen zin heeft. Elke dosis is dan immers lang en breed verwerkt en uitgeplast. Verder heeft Levine zelf bevestigd dat de maximale bloedconcentraties na orale inname vier keer hoger liggen dan hij aanvankelijk dacht. Dat laatste is netjes gedocumenteerd in een recent nummer van The Annals of Internal Medicine, maar ondanks de implicaties voor de volksgezondheid wordt het niet vertaald naar nieuwe adviezen.”

Hickey heeft zijn collega aangesproken op de onvolkomenheden in zijn werk en de mogelijke consequenties daarvan. Uit de e-mail correspondentie blijkt dat de aanvankelijk communicatieve Levine niet meer reageert sinds Hickey hem confronteert met de evidente fouten in zijn onderzoek. 

Vitamine C of ascorbinezuur komt voor in talloze vruchten en gewassen en het wordt synthetisch vervaardigd uit vooral maiszetmeel. Er is geen verschil tussen natuurlijke of synthetische vitamine C, het gaat om exact hetzelfde molecule, met dezelfde opneembaarheid en dezelfde effecten. De kostprijs van synthetische vitamine C is iets hoger dan die van druivensuiker (glucose, dextrose). Op de meeste pillen zit dus een winstmarge die in elke andere branche als schandalig zou worden bestempeld. Pure vitamine C is verkrijgbaar in poedervorm. In Zweden en Denemarken ligt het voor luttele centen per zakje (Knorr) in de supermarkt, bij de bakproducten. Huisvrouwen gebruiken het om appelmoes te conserveren.

Pure ascorbinezuur laat zich uitstekend oplossen in allerlei koude dranken. Vitamine C in tabletvorm is meestal deels gebonden aan een mineraal, zoals calcium, magnesium, kalium of natrium. Alleen die laatste vorm, natriumascorbaat, is geschikt voor intraveneuze toediening. Ondanks sterke aanwijzingen dat vitamine C levens kan redden bij infectieziekten, vergiftigingen, slangenbeten en shock, is intraveneuze toediening van natriumascorbaat in Nederland niet toegestaan. De Amerikaanse arts en vitamine C specialist Robert Cathcart behandelt patiënten volgens het zogenoemde darmtolerantie-principe.

Hij geeft zoveel ascorbinezuur tot de patiënt diarree krijgt. Het blijkt dat zieken veel meer ascorbinezuur opnemen dan gezonden (afhankelijk van de ernst van de kwaal tot wel 100 gram per dag) voor er diarree ontstaat. Cathcart: “Ziekte vreet ascorbinezuur. Ik praat daarom wel over een 50-grams griep of een 100-grams longontsteking.” De gedachte dat hoge doses over een langere periode vitamine C nierstenen zouden veroorzaken, blijkt op bakerpraat te berusten. Wetenschappelijk onderzoek laat juist zien dat een hoge inname de kans op nierstenen vermindert. Hoewel vitamine C de ijzeropname bevordert en dus potentieel gevaarlijk is voor mensen met ijzerstapeling, blijkt uit onderzoek dat grote doses vitamine C overvloedig ijzer binden en het lichaam uit helpen. 

Cathcart: “Ik zet het met succes in bij ijzerstapeling, maar ook bij vergiftiging met zware metalen. Er is maar één risico en dat is dat je te laag doeert.”

Bloedvaatjes in het netvlies zijn met een retinoscoop goed zichtbaar en kunnen gemakkelijk worden gefotografeerd. De toestand van die vaatjes weerpspiegelt de conditie van de rest van het bloedvatstelsel. Deze relatie is zo sterk, dat oogartsen en optometristen kunnen zien of iemand hoge bloeddruk heeft of aan het ontwikkelen is. Ruim vóór de bloeddruk gaat stijgen, vertonen de vaatjes in het netvlies vernauwingen. Vernauwde vaatjes in het netvlies vormen ook een goede indicatie of iemand een hartinfarct zal krijgen. Volgens sommige oogartsen is een plaatje van het netvlies zelfs net zo’n betrouwbare graadmeter als een angiogram, een directe foto van de kransslagaderen.

Ofthalmoloog Dr Sydney Bush uit het Britse Hull ontdekte bij toeval dat het gebruik van 2 tot 10 gram vitamine C per dag vaatvernauwing in het netvlies voorkomt en bestaande bloedvatafwijkingen herstelt. “Ik merkte in mijn contactlenspraktijk dat mensen die mooie vaten hebben, veel groenten en fruit zeggen te eten, terwijl mensen met atherosclerotische vaten vaker zeggen dat knakworst hun favoriete groente is. Na een forse literatuurstudie kreeg ik de indruk dat die slechte bloedvaatjes in de ogen een uiting zijn van latente scheurbuik, een chronisch gebrek aan vitamine C. Een nu zeven jaar lopend experiment heeft die gedachte bevestigd.

Vaatafwijkingen in het netvlies herstellen binnen enkele maanden wanneer patiënten 2 tot 10 gram ascorbinezuur per dag gaan slikken.” Bush beschikt over honderden ‘voor’ en ‘na’ foto’s van netvliezen, waarop duidelijk is te zien dat vernauwingen zijn verdwenen. Er was echter geen sprake van een placebogecontroleerde, dubbelblinde studie. Bush publiceerde over zijn experiment in het British Medical Journal, maar een aanvraag voor een (dure) vervolgstudie werdniet gehonoreerd.

Bush: “Het is om gek van te worden. Je ziet dat iets werkt en je mag het niet eerlijk onderzoeken. Ik troost me met de wetenschap dat ik een beperkte groep mensen kan helpen.” 


Ter aanvulling;
Tot in de 70-er jaren v/d vorige eeuw was de vitamine E nog vrijwel onbekend. Tijdens een heftige aanval van een agressieve reuma aandoening met veel pijn herinnerde ik weer de heilzame werking van deze vitamine omschreven in een boek van een Australische professor. Enkele dagenlang gebruikte ik de max. toelaatbare dosis van 10 asperines per dag dit maakte de pijn toen dragelijk.

Nadat het boek over de vitamine E weer spontaan opdook inj mijn geheugen ging ik diezelfde dag de grootste vitamine E pillen slikken, t.w. 1000 i.e. Zoals in het boek was omschreven ervaarde ik tot mijn niet geringe opluchting ook dat die hevige reuma pijnen als sneeuw voor de zon waren verdwenen. Uiteraard stopte ik direkt en tevens definitief het innemen van asperines, deze waren gelukkig totaal overbodig. Had daarna diverse keren getracht de reumastichting en andere medische kanalen hierover te informeren. Alles was tot op heden (18 jaren later inmiddels) aan dovemans oren gericht. Mij is bekend dat in soortgelijke gevallen van reuma aandoeningen sommige patienten tot 24 tabletten per dag voorgeschreven krijgen door de internist(en) Sinds ik dit weet heb ik de verantwoordelijkheid voor een goede gezondheid (tot op heden) met succes op mijzelf genomen. Blijf allert en kritisch, het draait helaas hoe langer hoe meer om grote financiele belangen in de medische anbriek.
Succes Peter