Sterke, Mooie Ogen.
Eyes, of microscopic power, that would discern the population of a dewdrop.
—Montgomery.
Het is twijfelloos zo dat de mens via het gezichtsvermogen meer in vertrouwelijk contact met de buitenwereld staat dan via enigerlei ander zintuig, of misschien zelfs nog beter door dit zintuig, dan door alle andere samen. Bij de andere zintuigen lijken impressies of “stimuli” van buitenaf tot de mens te komen – om als het ware inbreuk op hem te maken; maar in het geval van het gezichtsvermogen, gaat het zintuig schijnbaar buiten zichzelf, en lijkt zich eigenlijk meer in de buitenwereld te projecteren – om te zien wat daar eigenlijk is en bestaat. We weten nu wel dat deze subjectieve impressie van dit feit niet waar is; maar het gevoel is er desalniettemin. We kunnen het zintuig van het gezichtsvermogen ook vollediger beheersen en besturen dan enigerlei ander zintuig. We kunnen het ”wegdraaien” van zichtbare dingen die we niet willen zien, terwijl we niet er mee kunnen ophouden te luisteren naar geluiden die we niet graag hebben, of reuken te stoppen die we niet willen ruiken. Het gezichtsvermogen schijnt meer dan enigerlei ander zintuig samen te gaan met de ware persoonlijkheid – het goddelijke zelf binnen in ons.
Maar toch, ondanks de grote waarde er van, zijn de ogen een van de meest kwetsbare organen van het menselijke lichaam. Ze zijn grotendeels uit vloeistof samengesteld, extreem gevoelig en kunnen alles bij elkaar makkelijk worden beschadigd of vernietigd. Het komt alleen door de geweldige beschermingsregelingen van de natuur die een groot aantal fatale verwondingen en beschadigingen aan deze organen voorkomt.
De mens berust meer dan enigerlei ander dier op zijn gezichtsvermogen, omdat in zijn geval de andere zintuigen zoals de reuk en het gehoor min of meer “geatrofieerd” of afgestompt zijn, als we ze vergelijken met de uitstekende functie er van die de andere dieren hebben. Deze eigenschappen hebben we wat verloren doordat we ze niet goed of niet vaak gebruikten.
Tot op bepaalde hoogte is dat ook zo met het gezichtsvermogen, maar dit is hier minder waar dan in andere gevallen, want de moderne levensomstandigheden vereisen het bijna constante gebruik van de gezichtsorganen.
Het oog is zowel bij het lagere dier als ook bij de mens een van de hoogst gespecialiseerde structuren van het lichaam, en zo wonderbaarlijk ingenieus ontwikkeld dat het met recht vaak tot een van de bijzonderste bedoelingen van de weldadigheid van God is die weergegeven wordt in de schepping.
Maar toch, ondanks de diepzinnige geest van de onderzoekers, heeft dit hoogst belangrijke en wonderbaarlijke orgaan tot in deze laatste jaren aan toe in het domein van de wetenschap niet die aandacht gekregen die alle andere onderwerpen krijgen.
Niet alleen zijn de ogen belangrijk op zichzelf, maar als ze overbelast of beschadigd zijn, dan doen ze op hun beurt het zenuwsysteem aan. We moeten ons herinneren dat “datgene wat we het oog” noemen, alleen maar de oogbal is; het hele optische apparaat is echter nog veel uitgebreider dan dit oog alleen, en ligt meer verstopt en achter in de oogkas en includeert een deel van de hersenen zelf. Door middel van de optische zenuw is het oog goed verbonden met de centra van het gezichtsvermogen in de hersenen; en alweer, wordt het oog gevoed door het bloed dat circuleert in en door deze delen. Alle behandelingen van het oog moeten in zekere zinconstitutioneel zijn (dat is algeheel, holistisch), en niet plaatselijk. Deze laatst genoemde behandelingsmethode zou wel erg inadequaat zijn, omdat die geen rekening houdt met het fundamentele feit dat de ogen een deel van het lichaam zijn en daarop berusten en er door beïnvloed worden. Emoties en expressies worden aan de ogen gezien. Het “liefdeslicht in de ogen” is door alle eeuwen en tijden heen al het onderwerp in de poëzie geweest en door de hele litteratuur heen vinden we eindeloze referenties naar de expressie van de verschillende emoties van de menselijke ziel door de ogen. Gepassioneerde ogen, brandende-, wrede-, mystieke-, spottende-, zachte-, hete–, koelbloedige ogen, etc zijn enkele uitdrukkingen die er voor gebruikt worden. Het karakter wordt door de ogen misschien meer uitgebeeld dan door enigerlei ander orgaan van het lichaam. Moed, adel en kracht worden uitgedrukt door de oogorganen, ook al ontbreken andere externe indicaties van deze eigenschappen.
Toch ondanks dat deze vele verschillende emoties en expressies twijfelloos in de ogen kunnen worden afgelezen, is het erg moeilijk te zeggen hoe en waarom dat de ogen dat verraden en uitbeelden.
Sommige auteurs zijn van mening dat het oog zelf nooit verandert, maar alleen de spieren er om heen. “Deze spieren variëren de expressie en de theorie lijkt min of meer geboren te zijn uit het feit dat in vele gevallen als de delen die naast de ogen liggen weggelaten worden, dat er geen verandering van expressie kan worden vastgesteld. Daarentegen zijn er andere auteurs die bijdragen dat het oog zelf in expressie verandert en hebben ze gevorderde argumenten die dat lijken te bewijzen. Dit is een interessante lijn van onderzoek die de student voor zichzelf met interesse en profijt kan volgen.
Het oog moet helder zijn om mooi te kunnen zijn en er mogen geen gebreken zijn zoals scheel zien of dofheid; de wimpers moeten van de juiste lengte zijn, de oogleden gezond en het oogwit vrij van verkleuringen van onzuiver bloed. Een perfecte vertering, een gezonde en energieke circulatie van het bloed, een fijngevoelige instelling van de zenuwen, zijn alle een fysieke vooropstellingen voor mooie ogen. Vorm, kleur en afmetingen baten niets zonder de luster en briljantie van de expressie die verleend wordt door de fysieke gezondheid en tonus, en ondanks dat de vorm en kleur van de ogen nooit kan worden veranderd, kunnen ze grotendeels worden verbeterd door de aanwezigheid van het rationele systeem van constitutionele en hygiënische behandeling die later in dit boek besproken wordt.
De ongelukkige houding van de moderne medische wetenschap is zo dat deze zich te veel specialiseert; en onder de invloed van deze houding worden algehele condities vaak overzien. In de meerderheid van de gevallen zijn de oogspecialisten geen uitzondering van deze regel. Ze zijn te veel geneigd om het oog langs louter plaatselijke lijnen te behandelen, in plaats van te herkennen dat het een deel van het algehele zenuwsysteem is en het ook langs constitutionele lijnen te behandelen. Er werden effecten behandeld in plaats van oorzaken, toch is het duidelijk dat de oorzaken moeten worden verwijderd als we ooit de symptomen willen genezen.
De preventie van gebreken aan het gezichtsvermogen is inderdaad van alarmerend belang, als we het ons maar zouden realiseren. Naar schatting is 25 tot 50 % van de inwoners van de VS min of meer bijziend – om alleen maar eens dit symptoom te noemen. Naar de laagste schatting zijn er daarom minstens 25.000.000 mensen in dit land die lijden aan myopie (bijziendheid), en waarschijnlijk dus veel meer dan dit aantal ! En als, we hier aan diegenen die lijden aan hypermetropie (verziendheid), presbyopie (oude leeftijd zicht), astigmatisme, scheelzien, kleurenblindheid en andere gebreken aan het gezichtsvermogen bij voegen, dan kunnen we rustig zeggen dat het merendeel van de inwoners van Amerika een imperfect gezichtsvermogen hebben, met de daar uit resulterende ziektes.
Hoofdstuk II
De anatomie van het menselijke oog.
(Opmerking: Sommige medische woorden in dit hoofdstuk zijn niet vertaald,
maar in de oorspronkelijke taal gelaten)
Een vereenvoudigde beschrijving van de structuur van dit wonderbaarlijke orgaan is voor het goede verloop van de studie zeer nuttig zodat de leerling de navolgende termen kan begrijpen, alhoewel kan er hier alleen maar een erg korte samenvatting van worden gegeven. Voor een gedetailleerdere bijdrage van de structuur en fysiologie van het oog wordt de lezer naar uitgebreidere werken verwezen.
Normaal is de oogbal bijna bolvormig en heeft drie membranen of lagen, en drie lichaamsvochten. De buitenste laag is een dunne, sterke membraan, die de vorm van de oogbal laat behouden, en wordt de harde oogrok genoemd, en vormt datgene wat bekend staat als het “oogwit”, en waarvan het voorste 4/5 deel van de buitenste laag bestaat; het andere 1/5 deel van deze laag is het hoornvlies; een transparante schijf die in de harde oogrok ligt, ongeveer zoals een verrekijkerglas in zijn omhulsel zit. Deze kan makkelijk worden gezien door van de zijkant naar het oog te kijken.
De volgende laag (de vasculaire laag tussen het oogwit en het netvlies) die van de binnenkant tegen de harde oogrok (oogwit) ligt wordt de choroid, choroide, of choroidea genoemd.
Horizontale doorsnede van de structuur van het oog.
(1) Het oogwit; (2) De choroide laag (de vasculaire laag tussen het oogwit en het netvlies; (3) Corpus Ciliare; (4) hoornvlies — het “kijk glas” aan de voorkant van de oogbal; (5) De iris; (6) De voorste kamer, die waterachtige vloeistof bevat; (7) De lens; de pupil zit tussen 6 and 7; (8) Glasachtige vloeistof, die de oogbal vult; (9) Retina of netvlies; (10) Optische zenuw.
De iris, die een dun scherm vormt achter het hoornvlies, geeft het oog zijn speciale kleur en tot een grote hoogte zijn schoonheid. De kleur van de iris bij pasgeboren baby’s is blauw, en de andere kleuren die later in het leven komen zijn als gevolg van de toevoeging van de een hoeveelheid donker pigment. De kleur komt gewoonlijk min of meer overeen met de algehele kleur van de persoon.
De pupil is overwegend een opening in het midden van de iris en ziet er zwart uit vanwege de afwezigheid van licht binnen in het oog, en waardoor de lichtstralen heen gaan die van enigerlei object afkomen. De pupil heeft de kracht om zich te vergroten of te verkleinen onder invloed van licht, en bepaalde medicijnen zoals opium en belladonna veroorzaken dat die zich op onnatuurlijke wijze vergroot of verkleint. De pupillen van katten en tijgers en andere dieren lijken in het donker te schijnen, en lange tijd dacht men dat dit fenomeen optrad vanwege enigerlei vorm van fosforescentie, maar nu weet men dat het overwegend een reflectie van het hoornvlies is.
Daar waar de iris en de choroid samenkomen, ligt een smalle band van gevoelige spiervezels, die de ciliaire spier genoemd wordt. Van deze spier wordt aangenomen dat die een erg belangrijke rol in de werkingen van het oog heeft, in het bijzonder in de “accommodatie” en dit zou goed onthouden moeten worden omdat verder in dit boek herhaaldelijk daar naar verwezen wordt.
Bovenaanzicht van de doorsnede van de oogbollen, die de spieren en bloedvaatjes te zien zijn (1) Splitsing van de optische zenuw; (2) Superior rectus spier; (3) Inferior rectus spier; (4) External rectus spier; (5) Internal rectus spier; (6) Superior oblique spier (7) Inferior oblique spier; (8) Traanklieren; (9) Doorsnee van het ooglid; (10) Ooglid van de binnenkant; (11) Infra-orbital artery; (12) Aftakking naar de traanklier; (13) Aftakking naar de retina; (14) Aftakking naar de iris; (15) Aftakking naar het bovenste ooglid; (16) Aftakking naar het onderste ooglid; (17) Aftakking naar de neusholte.
De retina of netvlies, dit derde zenuwmembraan, ligt aan de achterkant van de oogwand en daarop vallen de lichtstralen als ze het oog binnenkomen en worden er op “gefocust”. Het is een uiterst gevoelige structuur, onderhevig aan beschadiging en minder dan een honderdste van een inch (ca. 1/100 van 2,5 cm.) dikte; desalniettemin zijn er nog tien verschillende lagen daarin aangetroffen. Van de meest buitenliggende daarvan die de “Jacobsmembraan” wordt genoemd, werd vastgesteld dat die uit minuscule kolommen is opgebouwd, die perpendiculair naast elkaar bij de choroid liggen, terwijl de interne of zenuwvezellaag samengesteld is uit gevoelige zenuwvezels, die een oppervlakte vormen die parallel aan de choroid ligt.
Dwarsdoorsnede van het rechter oog. (1) Bovenste ooglid; (2) Onderste ooglid; (3) Spier die het ooglid optilt; (4) Superior rectus spier; (5) Inferior rectus spier; (6) Inferior oblique spier; (7) Frontale bot; (8) Superior maxillary bot; (9) Vet; (10) Optische zenuw; (11) De lens; (12) Vitreous / glasachtige vloeistof.
De optische zenuw loopt van het oog naar de hersenen en leidt de zenuwimpulsen die in het gezichtscentrum van de hersenen worden omgezet tot de “sensatie van het zien.” Er is bewijs dat de optische zenuw impulsen draagt die resulteren uit pijn, maar apart daarvan kan het alleen één soort van zenuwimpulsen dragen, die van het zien. Daarom is het zo dat als die zenuw gestimuleerd wordt door egaal wat dan maar ook, of het nu licht is of een elektrische stroom, of door een klap, dat we de impressie van licht krijgen of dat we “sterren zien”.
De drie lichaamsvochten zijn het aqueous, crystalline en het glasachtige vocht.
Het glasachtige lichaamsvocht beslaat ca. 4/5 van de binnenkant van de oogbal; het is een kleurloos en transparant vocht, en lijkt een beetje op een erg dunne gel. Het is vast genoeg om de vorm van het oog te laten behouden, terwijl het tegelijkertijd makkelijk meegeeft onder druk. Het is stevig, maar toch ook elastisch.
Het crystalline lichaamsvocht, of lens, is steviger dan de glasachtige, maar niet vast, en is min of meer gevormd als een gewoon vergrootglas. Met het vorderen van de leeftijd wordt het dichter. Dit is ook een erg belangrijk deel van het oog, en zal vollediger besproken worden in de bespreking over accommodatie en fouten in de refractie (lichtbreking).
Het waterachtige vocht bestaat eigenlijk alleen maar uit water en zit tussen de ruimte tussen het hoornvlies en de lens.
De oogkas is de holte in het beschermende bot waar het oog in zit. De bovenkant van de oogkas is echter erg dun, en daarop rust de voorkant van de hersenen. Deze kan beschadigd worden door een klap van beneden af, en men zegt dat mensen die duelleren deze plaats hebben uitgekozen voor een fatale zwaardsteek. Koning Henry II van Frankrijk werd per ongeluk gedood op een toernooi door een lanspunt die door zijn hersenen ging via dit breekbare bot.
De wenkbrauwen zijn gevormd uit bot, spieren en dikke huid, bedekt met haren, en beschermen de ogen van de druppels zweet, water, vuil, etc. die anders hun weg daar heen zouden vinden.
Het ooglid is ook een bescherming die samengesteld is uit een laag losse huid, die de ogen tijdens de slaap bedekt, en als de oogbal weggedraaid of naar boven gedraaid is, ook van stof, rook etc.
De gladheid en doorzichtigheid van het hoorvlies wordt behouden door vaker onbewust met de ogen te knipperen, waardoor de oppervlakte er van vochtig blijft en vrij van stof. De slijmlaag van de oogleden is altijd min of meer vochtig. Na de bekleding van de binnenste oppervlakte van de oogleden gaat die naar de bol over en vormt een losse rimpel, wat het enigste directe verband er tussen is, vandaar de naam, conjunctiva. Het bedekt de voorste deel van het oogwit, het geheel van het zichtbare deel, en bekleedt de wanden van de traanbuizen, tot aan het membraan van neus en keel, en daarom, speelt het gewoonlijk een rol bij een “koude in het hoofd” of griep. Het is gewoonlijk doorzichtig, maar kan soms bloedrood worden, of geel zoals bij geelzucht. Een gele verkleuring resulteert als de kleurende substantie van de gal wordt afgezet in de conjunctiva.
De opening tussen de oogleden wordt de commissure genoemd, en de openingsgrootte van de ogen berust hoofdzakelijk op de wijdte van deze ruimte. De amandelvormige vorm van de Oriëntale ogen, komt door de ongewoonlijke lengte tussen de oogleden, blijkbaar vergroot door de afwezigheid van de plica semilunaris – het kleine driehoeksvormige stukje vlees in de binnenste hoek van de oogleden. Bij de Chinezen is de buitenste hoek van de commissure veel hoger dan de binnenste, geeft de opening en schuinte naar de boven en de buitenkant aan. Dit heeft en opmerkelijk effect op de hele gezichtsuitdrukking.
Het traanorgaan bestaat uit een klier om tranen af te scheiden en de passages om die weer weg te leiden. Deze “traanklieren” liggen net boven de buitenste hoek van het oog, en een aantal kleine kanaaltjes leiden de tranen als ze worden uitgestoten naar het oog. Na de passage over het oppervlakte van het oog, worden de tranen door andere passages opgenomen die aanvangen bij de binnenste hoek van het oog, en leiden naar de neus. De buisjes die de tranen naar de neuspassages leiden worden de traanbuisjes genoemd. Door twee kleine gaatjes of uitgangen komen de tranen via het oppervlakte van het oog in deze kanalen. De tranen worden gewoonlijk op deze manier weggevoerd en alleen maar door een “overaanbod” kunnen de oogleden overspoeld worden als de klieren te veel worden gestimuleerd door bijzondere emoties of door lokale irritatie.
Snuiven en snotteren is gewoonlijk de eerste fase van een flinke huilbui. Kleine kinderen en zuigelingen scheiden voor hun derde of vierde maand geen tranen af, en de olifant is de enigste van de dieren waarover men zegt deze menselijke zwakheid te hebben – de beweringen over krokodillentranen zijn daarentegen niet waar.
De oogbal wordt door een aantal spieren in verschillende richtingen bewogen die aan de achterkant, onderkant, bovenkant, en zijkanten vastzitten. Zo kan het naar boven, naar onderen, naar binnen of naar buiten worden gedraaid, of kan het zelfs worden rondgedraaid. Als deze spieren geheel ontspannen zijn of in in evenwicht werken dan is het oog normaal. Als echter door enigerlei oorzaak een aantal spieren een sterkere trekkracht uitoefent dan de andere, dan wordt het tegenovergestelde, een scheelzien veroorzaakt. Als de spieren te erg samentrekken, dan persen ze de oogbal uit hun vorm, maken die ovaal. Het belang van dit feit zullen we zien als we aan het hoofdstuk komen dat gewijd is aan fouten van de refractie. Meer over ogen gezondheid klik op de tag ogen gezondheid