Drinkwater in Nederland heeft van oudsher het imago schoon, helder en gezond te zijn. Zo hoort het eigenlijk wel, maar in werkelijkheid hebben de drinkwaterbedrijven de grootste moeite om aan de minimum kwaliteitseisen te voldoen. De toenemende verontreiniging van grond- en oppervlaktewater is daar de voornaamste oorzaak van.
In de Nieuwsbrief van april 1998 werd al verslag gedaan van de verontreiniging van het Drentse drinkwater met de stof dioxaan. Dioxaan komt vrij bij de productie van polyester (PET). De stof werd door AKZO Nobel en Wellman vanaf de zestiger jaren tot en met 1997 geloosd in het oppervlaktewater bij Emmen. Via een sluis kwam het dioxaan in het Oranjekanaal van waaruit het in het grondwater infiltreerde (8). De chemische naam voor dioxaan is 1,4 diethyleendioxide (C4H8O2). De concentraties dioxaan in het Drentse drinkwater zijn tot op heden onder de door het RIVM opgestelde ad hoc norm gebleven. Het gezondheidsrisico is te gering om over te gaan tot zuivering in verhouding tot de extra kosten die dat met zich meebrengt, aldus de Waterleiding Maatschappij Drenthe (WMD). De WMD blijft wel constant metingen verrichten zowel in het nog ongezuiverde grond- of oppervlaktewater (het ruwe water) als in het afgeleverde drinkwater (het reine water). Hoewel de norm dus niet overschreden wordt betekent het echter wel dat de consument tientallen jaren blootgesteld zal worden aan een stof waarvan het gezondheidsrisico niet duidelijk is.Contra-expertise door chemiewinkel
Verontruste burgers bij monde van de Stichting Milieu Rondomme (SMR) hebben daarom een contra-expertise laten uitvoeren naar de toxiciteit en de verspreiding van dioxaan in het grondwater. In een samenvattende conclusie in een rapport van zomer 1999 (8) stelt TNO dat de komende 20 tot 30 jaar meetbare, maar wel steeds dalende, hoeveelheden dioxaan in het grondwater zullen worden aangetroffen. Volgens de contra-expertise, die uitgevoerd werd door drs. Karin Ree van de Chemiewinkel Groningen, is er nog een grondwatervracht onderweg van de bron (het Oranjekanaal) naar de waterwinputten in het Bargaresgebied. Dit grondwater zal met een vertraging van enkele jaren aankomen bij de grondwaterputten en zal daar juist stijgende concentraties dioxaan veroorzaken i.p.v. dalende zoals TNO voorspelt.Gezondheidsrisico van dioxaan
Ook het gezondheidsrisico van dioxaan wordt door de contra-expertise anders beoordeeld. Toen dioxaan in het drinkwater ontdekt werd is het RIVM om een advies gevraagd. Voor een groot aantal stoffen bestaan er onvoldoende toxicologische gegevens die nodig zijn voor een goede risico-evaluatie. Dit bleek ook voor dioxaan het geval te zijn. Afgeleid van de orale richtwaarde heeft het RIVM een ad hoc norm voor drinkwater bepaald op 3 ug (microgram) per liter (6). De gemeten waarden in Drents drinkwater liggen rond 0.5 ug per liter en blijven dus beneden de norm. Opvallend is dat bij de opstelling van de ad hoc drinkwaternorm door het RIVM geen rekening gehouden is met de blootstelling via inhalatie, waardoor de norm mogelijk te soepel gesteld zou kunnen zijn. Dioxaan is een matig vluchtige stof, die bij het douchen kan verdampen, zodat een deel van de blootstelling plaats kan vinden door inhalatie.
Dioxaan heeft kankerverwekkende eigenschappen (het is een sterke promotor en een zwakke initiator) die wel aangetoond zijn bij proefdieren maar niet bij mensen. Bij kankerverwekkende stoffen kan er nooit sprake zijn van een veilige norm (drempelwaarde) waaronder geen risico bestaat. De norm betekent in dit geval dat bij een “normale” lange termijn consumptie van drinkwater, met 3 ug dioxaan per liter, een op de miljoen mensen kanker krijgt. Dat betekent per individu een extra kans (risico) van een miljoenste om kanker te krijgen (11). Over de toxiciteit van de metabolieten die bij afbraak van dioxaan in het lichaam ontstaan bestaat onzekerheid. Ook wordt geen rekening gehouden met combinatiewerking van dioxaan met andere stoffen. Wel is door het RIVM onderzoek gedaan naar de mogelijkheid dat dioxaan met chloor reageert. Bij de waterzuivering met chloorhoudende desinfectiemiddelen zouden daardoor schadelijke chloorkoolwaterstoffen kunnen ontstaan. De gegevens hierover waren echter te beperkt om er conclusies uit te trekken. Opgemerkt dient te worden dat in het Waterleidingbesluit geen aandacht wordt besteed aan stoffen zoals dioxaan. Het is namelijk geen bestrijdingsmiddel, fenol, PAK en evenmin een gehalogeneerde koolwaterstof (niet zijnde een bestrijdingsmiddel) (6,11,9).
Grond- en oppervlaktewater: de bron voor drinkwater Dioxaan is niet de enige stof die lokale waterverontreiniging veroorzaakt. In het verleden hebben regelmatig lozingen op het oppervlaktewater plaatsgevonden waardoor de inname van ruw water door pompstations tijdelijk gestopt moest worden. Voorbeelden zijn: de lozing van Bentazon door BASF en de ramp bij Sandoz. Nog recent werd er teveel Diuron (*) aangetroffen in het Maaswater zodat de spaarbekkens van de Biesbosch tijdelijk afgesloten moesten worden. Het Diuron was afkomstig uit het buitenland. Erger is dat er structureel vele honderden stoffen in het oppervlaktewater worden aangetroffen, vaak in zeer lage concentraties, die er niet in thuishoren, ook niet volgens de waterleidingbedrijven. Dit is het gevolg van diffuse verontreiniging door landbouw, industrie en verkeer. Oppervlaktewateren (rivieren, plassen, meren) worden vooral gevoed door smeltwater uit het buitenland en afstromend water afkomstig van land. Vanwege de moderne rechte waterlopen wordt het water, met verontreiniging en al, zeer snel afgevoerd richting zee. Een klein deel sijpelt langzaam door naar het relatief schone grondwater. Op deze manier verzamelt Nederland, dat eigenlijke grotendeels een estuarium is, alle verontreiniging van het achterland.Adsorptie aan bodem en zuiveringsfilters
De belangrijkste oorzaak van de vertraagde aankomst van verontreinigingen in het grondwater is dat stoffen zich meer of minder hechten aan bodemdeeltjes (adsorptie). De mate van adsorptie is ten eerste afhankelijk van de bodemsoort. Aan klei- en humusdeeltjes hechten stoffen zich gemakkelijker dan aan grovere zanddeeltjes. Hierdoor vindt uitspoeling van bijvoorbeeld nitraat en bestrijdingsmiddelen gemakkelijker plaats in zandgrond dan in veenbodem. Ten tweede is adsorptie afhankelijk van de mate van lipofiliteit van de stof. Hoe meer lipofiel een stof is, des te sterker adsorbeert hij aan bodemdeeltjes. Een stof die daarentegen sterk hydrofiel is noemt men ‘mobiel’. Mobiele stoffen passeren ook gemakkelijk de actieve koolfilters van de waterzuivering. De productie van schoon drinkwater zal de komende jaren snel duurder worden. Tot nu toe bestaat het ruwe water voor tweederde deel uit grondwater. Men moet echter steeds meer gebruik maken van oppervlaktewater als grondstof teneinde de grondwatervoorraad te sparen. Hierdoor worden de kosten van onderzoek en (voor-) zuivering veel te hoog. Het VEWIN heeft de ministers van VROM en LNV opgeroepen om maatregelen te nemen(2).Het Waterleidingbesluit
In het Waterleidingbesluit van 1984 is vastgelegd dat de waterleidingbedrijven een resultaatsverplichting hebben tot het leveren van een goede kwaliteit drinkwater. In Bijlage A van het besluit, dat sinds 1984 niet gewijzigd is, zijn de criteria (parameters) beschreven waaraan de kwaliteit getoetst moet worden. Deze parameters worden in vier categorieen onderverdeeld: (4,9)
1) In categorie 1 zijn zware metalen, organochloorpesticiden en microbiologische parameters ondergebracht. Hiervoor geldt dat de normen beslist niet overschreden mogen worden. Voor sommige stoffen geldt, bij overschrijding, een meldingsplicht aan de Inspectie Milieuhygiene. Metalen zoals nikkel worden steeds vaker aangetroffen. De oorzaak is de verzuring van de bodem waardoor de metalen oplossen en uitspoelen. 2) In categorie 2 zijn calcium, magnesium, en waterstofcarbonaat ondergebracht. Deze vormen een essentieel deel van ons voedingspakket en mogen niet geheel uit het drinkwater worden verwijderd. 3) Tot categorie 3 behoren sulfaat, nitraat, nitriet, natrium, fosfaat, ammonium, aluminium, zilver, barium, ijzer, mangaan, minerale olie, vluchtige fenolen en bepaalde oppervlakte actieve stoffen. Bij overschrijding van de normen kan de minister ontheffing verlenen. Deze stoffen vormen in principe geen gevaar voor de volksgezondheid. Nederlands drinkwater mag maximaal 50 mg nitraat per liter bevatten. De meeste waterleidingbedrijven streven echter naar 25 mg/l. Mestoverschot en kunstmestgebruik zijn de voornaamste oorzaken van teveel nitraat in grond- en oppervlaktewater. Te veel nitraat in het drinkwater kan gevaarlijk zijn voor baby’s (zg. blauwe baby’s).
4) In categorie 4 zijn o.a. chloride, gehalogeneerde koolwaterstoffen en koper en zink ondergebracht. Voor deze stoffen gelden de normen niet als redelijkerwijs niet aan de eisen voldaan kan worden. Deze stoffen hebben te maken met desinfectie van het water of met de leidingen, waar het doorstroomt. Zo mogen de concentraties koper en zink 30 resp. 50 x groter worden gedurende het verblijf in de leidingen.
Dioxaan valt, indien het niet gechloreerd wordt tijdens desinfectie, niet onder een van de vier categorieen.Organische microverontreinigingen in oppervlakte- en drinkwater In een RIWA-rapport uit 1994 worden 947 organische verbindingen genoemd die in de periode 1983-1993 werden aangetroffen in het water van Rijn- en Maasstroomgebied, IJsselmeer en Haringvliet en in het daaruit bereide drinkwater. Uit dit aantal werden 30 stoffen als prioritair aangemerkt (o.a. atrazine, trichloormethaan, pentachloorfenol etc). Prioritaire stoffen werden geselecteerd op het hebben van carcinogene en/of mutagene eigenschappen, en de mate van voorkomen in zowel oppervlaktewater als het daaruit bereide drinkwater in concentraties van meer dan 0.1 ug per liter. In een vervolgonderzoek (periodieke bijstelling in 1998) (1) wordt vermeld dat er van 1993 tot 1997 een aantal van 232 nieuwe verbindingen werden toegevoegd aan de al bestaande lijst waardoor het totaal aantal stoffen op 1179 kwam. Van de 232 nieuw aangetroffen stoffen worden er 12 als verdacht carcinogeen of verdacht mutageen aangemerkt (o.a. aldrin, aldicarb, acrylonitril). Hiervan zijn er 9 niet in het drinkwater gemeten. Van deze stoffen is dus niet bekend of ze de drinkwaterzuivering wel of niet kunnen passeren. Dit twaalftal behoort vooralsnog niet tot de prioritaire stoffen. Opvallend is dat van het grootste deel van de 1179 stoffen niet de concentraties in het drinkwater zijn gemeten, zodat mogelijk nog veel meer dan 30 stoffen als prioritair aangemerkt zouden kunnen worden. In ieder geval blijft hierdoor de werkelijke blootstelling voor zeker tweederde deel van de lijst van 1179 stoffen onbekend. De RIWA onderneemt acties om de aanwezigheid van de prioritaire stoffen terug te dringen en om de risico’s voor de consument duidelijk te krijgen. Welke acties dat zijn wordt helaas niet vermeld in het rapport. Overigens kunnen ook stoffen die onder de detectiegrens van 0.1 ug per liter liggen schadelijk zijn en deze zouden dan ook als prioritair beschouwd kunnen worden
(1).Stoffen zonder toxiciteitsgegevens
Voor ruim eenderde deel van de 1179 stoffen zijn geen toxiciteitsgegevens bekend en voor deze stoffen heeft het RIWA een speciaal project ontwikkeld om inzicht te krijgen in de toxische eigenschappen. Uit dit deel zijn stoffen geselecteerd met een hoge mobiliteit, die meer dan een keer zijn gevonden in een concentratie van > 0.1 ug per liter in het oppervlaktewater en voorkomen of gemeten zijn in drinkwater. De mobiliteit van een stof is omgekeerd evenredig met het vermogen om aan bodemdeeltjes te hechten (adsorptie). Hoe groter de mobiliteit des te gemakkelijker passeert de stof de actieve koolfilters van de zuiveringsinstallaties. Uiteindelijk komen op grond van bovengenoemde criteria slechts vier stoffen in aanmerking voor nader toxicologisch onderzoek.
(2)Bestrijdingsmiddelen
Pesticiden in het drinkwater vormen een nationaal probleem voor de drinkwaterproducenten. In het Waterleidingbesluit is voor afzonderlijke bestrijdingsmiddelen een norm van 0.1 ug per liter drinkwater vastgesteld. Het totaal aan pesticiden mag niet meer dan 0.5 ug per liter bedragen. Deze waarden gelden ook voor de internationale regelingen van de waterleidingwet (1999). Voor aldrin, dieldrin, heptachloor en heptachloorepoxide wordt een uitzondering gemaakt. Zij mogen slechts voorkomen in een concentratie van 0,030 ug per liter. De bovengenoemde normen van 0.1 en 0.5 ug per liter zijn geen gezondheidskundige maar functiegerichte normen. In dit geval zijn de grenswaarden gelijkgesteld aan de detectielimiet, dit is de grens tot waar ze gemeten kunnen worden. Vele tientallen pesticiden hebben een Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR*) dat kleiner is dan de detectielimiet (11) en komen mogelijk in het drinkwater terecht zonder dat ze gemeten kunnen worden. Dit is zeer discutabel als men bedenkt dat hormoonverstorende stoffen, waartoe veel organochloorpesticiden behoren, al bij zeer geringe concentraties van enkele nanogrammen per liter werkzaam zijn (0.1 ug = 100 nanogram). Volgens het VEWIN voldoet Nederland niet aan de Europese Richtlijn, die landen verplicht om de toelating van pesticiden te toetsen aan de risico’s voor drinkwaterwinning (4,11,9).Hormoonverstorende stoffen
Hormoonontregelaars zijn stoffen die de balans en werking van de geslachtshormonen en/of de schildklierhormonen verstoren. Het zijn lichaamsvreemde stoffen die de werking van natuurlijke oestrogenen kunnen versterken of juist afremmen en worden ook wel xeno-oestrogenen genoemd. Ze hebben een negatieve invloed op de humane en dierlijke voortplanting en op de ontwikkeling en groei van de voortplantingsorganen en zijn waarschijnlijk ook betrokken bij borst- en testiskanker. Door het optreden van interactie-effecten ( mengseltoxiciteit), bij zeer lage concentraties, verschilt de werking van hormoonontregelaars wezenlijk met die van stoffen met een andere toxische werking. Het exacte biologische werkingsmechanisme is echter niet bekend.
In een rapport van de RIWA (3) worden 81 stoffen met een potentiele xeno-oestrogene werking genoemd. Ze worden gevonden onder verschillende categorien toxische stoffen:
– 13 natuurlijke- en synthetische hormonen (oestradiol).
– 34 bestrijdingsmiddelen waaronder atrazine en aldicarb
– 6 alkylfenolen (nonylfenol, bisfenol A) en alkylfenolethoxylaten (reinigingsmiddelen)
– 5 ftalaten (weekmakers in plastics)
– 1 dioxinen (vrijkomend bij afvalverbranding)
– 5 fyto-oestrogenen (door planten gevormd, weinig oestrogene potentie)
– 18 overige xeno-oestrogenen (een scala van stoffen zoals oplosmiddelen, styreen, medicijnen etc.)
Concentraties van hormonen, dioxinen en alkylfenolethoxylaten in drinkwater zijn onbekend omdat niet getracht is ze te analyseren of omdat er geen analysemethode beschikbaar is. De hormonen zijn goed verwijderbaar bij bodempassage en door geavanceerde drinkwaterzuivering (actieve koolfilters). Bestrijdingsmiddelen en ftalaten zijn aangetoond in drinkwater, meestal in lage concentraties. (3)Samengevat:
– In de periode 1983-1997 werden 1179 organische stoffen aangetroffen in oppervlaktewater van Rijn- en Maasstroomgebied, IJsselmeer en Haringvliet en deels in het daaruit bereide drinkwater. Voor tweederde deel van de 1179 in het oppervlaktewater aangetoonde stoffen is uberhaupt niet onderzocht of ze ook in het drinkwater voorkomen.
– Van eenderde deel van de 1179 stoffen bestaan geen toxicologische gegevens. Vier stoffen, die o.a. worden aangetroffen in het reine water, worden nader onderzocht.
– Minimaal 42 van de 1179 stoffen zijn (verdacht) mutageen/carcinogeen waarvan er 30 (prioritaire stoffen) ook in drinkwater voorkomen.
– Stoffen die in zeer lage concentraties onder de detectielimiet voorkomen zijn weliswaar wettelijk toegestaan maar kunnen toch schadelijk zijn als ze een hormoonverstorende werking hebben.Burgerparticipatie: een schone taak voor de waterleidingbedrijven Om de bronnen te beschermen voeren de waterleidingbedrijven intensief overleg met regionale overheden en de landbouw en voeren zelfs procedures tegen overtreders van de milieuwetgeving. De invloed van de drinkwaterproducenten op de verontreiniging van de bronnen is echter beperkt. Maar gezien de nauwe relatie van drinkwaterwinning met de kwaliteit van het milieu en met de gezondheid van de consument, ligt hier een kans voor de waterleidingbedrijven om het belang van die relatie bij het grote publiek kenbaar te maken. Met andere woorden ze zouden meer aan de weg moeten timmeren.
Jose Hopper, landelijk coordinator van het Meldpuntennetwerk, zegt hierover: “Burgerparticipatie is tegenwoordig een belangrijk punt van politieke aandacht. Zeker als het om drinkwaterveiligheid gaat zouden burgers betrokken moeten zijn bij het overleg, bij controle van meetgegevens en bij verder onderzoek. In het geval van de (lokale) dioxaan verontreiniging zou er een begeleidingscommissie kunnen worden geinstalleerd waarin onder andere de GGD, de Drentse Milieufederatie, de Chemiewinkel Groningen, Milieu Rondomme, het Meldpuntennetwerk en een huisarts van het regionaal Huisartsengenootschap, uitgenodigd zijn. Een dergelijke commissie is aan de ene kant in staat om eventuele bezorgdheid van de achterban weg te nemen, maar ook om mee te denken als onverhoopt, en ondanks maatregelen, de gevonden concentraties dioxaan weer zouden toenemen. In het kader van openheid en burgerparticipatie zou de WMD hier een modelvoorbeeld kunnen geven, dat door andere bedrijven kan worden overgenomen.”Wim de Mol en Miep Verheuvel(*) Begrippen en afkortingen
– oraal = via het maag-darmkanaal
– inhalatoir = via de luchtwegen
– Bentazon, Atrazine en Diuron zijn onkruidbestrijdingsmiddelen
– RIWA: de samenwerkende Rijn- en Maas-Waterleidingbedrijven
– VEWIN: Vereniging van Waterleidingbedrijven in Nederland
– MTR = Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau: de wetenschappelijk afgeleide norm voor niet-carcinogene stoffen die aangeeft bij welke concentratie in het milieu geen nadelig effect voor zowel de mens als voor ecosystemen te verwachten is. Voor carcinogene stoffen geldt dat voor de mens een kans van maximaal een miljoenste op sterfte berekend kan worden (11, p10).Literatuur:
(1) RIWA, augustus 1998, “Inventarisatie en toxicologische evaluatie van organische microverontreinigingen in het water van Rijn- en Maasstroomgebied. Periodieke bijstelling.”
(2) RIWA, juli 1998, “Aandachtstoffen voor nader toxicologisch onderzoek”. (3) RIWA, juli 1998, “Xeno-oestrogenen en drinkwater(bronnen)” (4) A.L. van der Priem, Chemiewinkel, RU Utrecht april 1989, “Schoon kraanwater een troebele zaak”
(5) Inspectie Milieuhygiene, “Informatieblad Drinkwater” nummer 6, september 1996
(6) Ad Hoc Advies RIVM (CSR) betreffende 1,4 dioxaan, 7-10-1997 (7) Nieuwsbrieven Gezondheid en Milieu april 1998 en november 1999 (8) Samenvatting TNO rapport NITG 99-114-B: “De herkomst van 1,4 dioxaan bij drinkwaterwinning Noordbargares te Emmen”
(9) Waterleidingwet (laatste aanvulling 7-’99)
(10) Statistiek Wateronderzoek 1994, VEWIN
(11) Integrale Normstelling Stoffen, Interdepartementale werkgroep INS, Milieukwaliteitsnormen bodem, water, lucht, december 1997Nadere informatie:
– Stichting Milieu Rondomme, Holtackers 20, 7824 LB Emmen, telefoon 0591-624233 / 302307
– Meldpuntbeheerder Drenthe: Tiny Kuper, telefoon 0591-301692