Handboek voor een Nieuwe Duurzame Agricultuur

HOOFDSTUK 1. Een Nieuwe Agricultuur. Wat het wel en wat het niet is.

pagina verhuist van uitdaging.net
artikel van voor 2012

Waar zijn we nu met onze hedendaagse voedselvoorziening aangeland ? De meeste mensen zullen het er mee eens zijn dat het geen geweldige toestand is. Hoe zijn we zo ver gekomen dat we het met zulk een slechte voedselkwaliteit moeten doen, en dat die ook nog eens vol zit met een hoop giftige chemicaliën, alles afkomstig van de voortdurend slechter wordende akkerbodems van de hele wereld.
 
Dit is niet verwonderlijk, want het heeft dezelfde wortels als onze hedendaagse verschrikkelijke economische ontwikkelingen op alle andere gebied, die ook hun oorzaak hebben in kortzichtige hebzucht, gekoppeld aan onkundigheid en zo gemanipuleerd zijn dat het profijt voor enkelen oplevert, en ten koste van de rest gaat. Maar wie gaat het er nu beter bij als de hele mensheid ziek en ondervoed is ?  De mensheid zelf in ieder geval niet, dat is zeker.
De rijkere mensen kunnen dan wel meer geld en zekerheid in het leven hebben, maar hun voedsel is niet beter dan de gemiddelde boer of plattelandsbevolking, en soms zelfs nog slechter. De dalende waterspiegel van de voedingskwaliteit heeft de boot van iedereen hoog en droog laten staan.
Zekerlijk hebben de rijken meer voedselhoeveelheid dan de gemiddelde normale mens en verhongeren ze niet vlug, maar ze hebben dezelfde ziektes als gevolg van ondervoeding en toxiteit als de rest van ons dat ook heeft, namelijk kanker, diabetes, hartziekte, en de vele verschillende auto-immuunziektes zoals MS en AIDS. Het doet er niet toe of we nu in een exclusief restaurant eten of in een arme hut, we hebben allemaal te maken met voedingsgebreken en een toxische overlading.
 
Dit is de situatie die ons voorgeschoteld wordt door een eeuw akkerbouw en voor de andere helft door een toenemende dominantie van een akkerbouw volgens commercieel industrieel model dat alleen maar op oogstvergroting en winst gericht is. Dit zal iedereen zien die eens objectief door de moderne agriculturele wereld heen kijkt. Er zijn ook andere gedachtenscholen die het chemische industriële model hebben afgewezen, en die veel lof verdienen voor hun inspanningen om mooi voedsel te laten groeien in een gezonde omgeving in harmonie met de Natuur.

Biologische voeding, 30 jaar onderzoek

Het Rodale Instituut voert al 30 jaar een dubbele studie uit naar het verschil tussen biologische en chemische conventionele landbouw. De doelstelling van het onderzoek is om te komen tot werkelijk duurzame methodes waarbij de sleutel een gezonde bodemcultuur is. Organische landbouw blijkt hierbij superieur te zijn ten opzichte van de moderne productie methodes. Niet alleen vanwege het betere bodemleven maar ook met de opbrengst, economische levensvatbaarheid, het energie verbruik en niet onbelangrijk de algemene gezondheid. Het blijkt maar al te duidelijk dat organische landbouw duurzaam is en de moderne landbouw totaal niet. Kijken we naar onzekere en extreme weerpatronen, de oliebehoefte, een gebrek aan water en de groeiende wereldbevolking dan hebben we landbouwsystemen nodig die zich kunnen aanpassen aan de lokale omstandigheden om gezonde voedzame voeding te kunnen produceren. Na dertig jaar beide landbouwsystemen zij aan zij te onderzoeken kwam men tot de volgende conclusies. De economische opbrengst van beide systemen lopen nagenoeg volledig gelijk. De veelgehoorde stokpaardjes dat we GMO en pesticide nodig hebben om massa productie te verwezenlijken blijken dus volledig uit de lucht gegrepen te zijn. Organische landbouw laat in jaren van droogte de moderne landbouw ver achter zich. De moderne landbouw put de bodem op ernstige wijze uit terwijl organische landbouw de bodem juist verrijkt. Organische landbouw heeft 45% minder energie nodig terwijl er tevens 40% minder broeikasgassen geproduceerd worden. Bovendien is de winstgevendheid van organische landbouw vele malen hoger! De GMO boeren bleken het slechtste van allemaal te presteren. Met organische landbouw zou de opbrengst wereldwijd binnen 10 jaar verdubbeld kunnen worden. Ondanks het feit dat organische landbouw arbeidsintensiever is (30% meer locale arbeidsplaatsen) is het financiële rendement bijna drie maal zo hoog. Het allerbelangrijkste zijn echter nog wel de immense gezondheid voordelen van organische voeding. Conclusie: Het enige voordeel van conventionele landbouw zijn de super winsten van de multinationals. — HM

Op de volgende pagina’s gaan we eens kijken waar volgens ons de alternatieve manieren te kort schieten in het doel om duurzaam te kunnen zijn en om te kunnen voorzien in het beste voedingsrijke voedsel. We zullen ook een beetje over de geschiedenis van mineralenevenwicht in de landbouw en zijn momentele rol in de wereldproductie spreken. Het nu volgende is niet om iemand te beledigen, maar er kan ook geen suikerlaagje om gedaan worden.

WAT DE NIEUWE AGRICULTUUR NIET IS.
Al de hedendaagse agriculturele bewegingen claimen dat ze de antwoorden hebben, maar is dat wel zo? Deze schrijver denkt van niet. De functie van het “beter leven door middel van chemische stoffen” jaagt nog steeds met de zweep hun uitgeput paard voorwaarts. Ze hebben de bodem van hun rijkdommen bestolen, de humus er in opgebrand, en het leven in de grond gedood, en hebben een niet klein deel van de Natuur in een voedingsdeficiënt toxisch afvalland veranderd, waarop nu Frankensteins monsteroogsten worden gekweekt, genetisch gemodificeerde organismes oftewel de GMO’s, die zo ontwikkeld worden om te leven in die omstandigheden. We kunnen wel denken hoe dit afloopt, net zoals hun eerdere schitterende ideeën.
 
Dit boek gaat over chemie en wetenschap, maar dan wel in dienst van de mensheid en in harmonie met de Natuur, en niet een chemie en wetenschap die misbruikt wordt om de Natuur te onderwerpen en uit te buiten.
 
De mens is een zelfbewust en intelligent zoogdier. We hebben ogen en oren, armen en benen en handen met tegenover de vingers  staande duimen. We zijn in staat om het heden te begrijpen en de toekomst te zien. Onze opgave zou die van de zorgdragers van onze leefruimte, ons huis, moeten zijn, omdat wij de enigste zijn die dat kunnen. Een intelligent mens zaagt niet de boom om die hem schaduw geeft in de hete namiddagzon, en die laat ook geen afvalwater in het drinkwater van zijn familie stromen. Het is echt niet logisch om onze leefruimte voor kort periodiek genot onder te laten gaan. Het is duidelijk dat dit in het verleden niet gewerkt heeft, dat het nu ook niet werkt, en dat dit in de toekomst ook niet zal werken.
 
De wereldwijde landbouworganisaties met alle vertakkingen daarvan hebben in zoverre alleen maar simplistische oplossingen geboden, en meestal alleen maar één simplistische oplossing, namelijk: Voeg meer organisch materiaal aan de grond toe. Dit is dezelfde gedachteschool waarvan de auteur van dit boek afkomstig is, en de meeste kwekers waar we mee werken zijn organische kwekers. “Meer organische materiaal” is een stap in de goede richting als de bodem laag in humus ligt, maar het doet er maar weinig aan om voedingsdeficiënties te corrigeren, en vooral geen minerale deficiënties. Toch wordt het stevig verdedigd en geproclameerd alsof het “Dè Oplossing” voor iedereen zou zijn. Is dit dan wel zo ? Nee. Terwijl ook wel essentieel, zijn de bodembiologie en hetorganisch materiaal maar een deel van de oplossing van wat een gezonde bodem en voedingsrijke oogsten uitmaakt. De Natuur is niet simpel, en een één-maat-voor-alles-antwoord gaat niet de voedings- en milieucrisis oplossen waar we kort voor staan.
 
Die mensen die de biologisch-dynamische school gevolgd hebben mogen we danken voor hun diepe eerbied voor de Natuur en dat ze zo veel traditionele kennis hebben bewaard en naar het heden hebben overgebracht. Ze hebben een begrip van energieën die veel verder gaan dan de normale elektrische energiestroom, maar door de mineralenkwestie in de grond niet volledig te begrijpen, beperken ze hun potentiaal.
 
Permacultuur werkt in vele gevallen goed, maar is meestal een methode om de bestaande grond te stabiliseren en erosie te voorkomen. In een permacultuursysteem worden de vele voedingsstoffen er in grotendeels behouden, en wat men er via oogst er uit gaat, word vermoedelijk weer vervangen door de nieuwe laag organisch materiaal. Als ieder beetje van de oogst dat weggenomen werd ook op de een of andere manier zo werd vervangen, dan zou het voedingsgehalte van de grond altijd zo blijven zoals het in het begin was. Dit is bij de meeste akkerbodems echter verre van ideaal.
 
De vele fans en promotors van bodembiologie, van aardwormen tot schimmels, vertellen ons dat een biologisch actieve grond giftige resten zal afbreken, de humus zal verhogen, en de gezonde organismes zullen dan de mineralen en voedingsstoffen beschikbaar maken voor de plant. Wat men zich echter niet afvraagt is: “Wat dan nu, als de noodzakelijke mineralen niet in de grond zitten?”

De nieuwere high-tech oplossingen zoals hydrocultuur, of nog nieuwere, de aerocultuur, leveren ook veel vraagtekens op. Kunnen we daarop berusten om onze landbouw te redden? Niet als het ons doel is om de wereldpopulatie en de dieren te redden. Ze zijn goed om een paar tomaten te laten groeien die in de supermarkt kunnen worden verkocht, of wat goed uitziende sla, maar deze nieuwe systemen hebben een aantal fundamentele problemen, waarvan er sommige onoverkomelijk zijn om ons doel van duurzaam en voedingsrijk voedsel te behalen. Het meest duidelijke gebrek is dat ze energieverslindend zijn. Ze gebruiken pompen en ventilators en vaak ook licht. In het belang van zelfvoorziening is het de vraag waar die energie vandaan moet komen? En als de energie op is, gaat men dan op een fietsgenerator zitten om de pedalen in beweging te brengen om de pompen en ventilators draaiend te houden ? Naast het feit dat ze energieverslindend zijn, vereisen zowel de hydrocultuur als de aerocultuur speciale containers, groeioplossingen,  training en omgangswijze. Ze zijn niet automatisch.
 
Er zijn nog andere, niet zo opvallende problemen met de hydrocultuur. Men heeft altijd water-oplosbare meststoffen nodig, en deze moeten zuiver in de wateroplossing zitten. Niemand doet gewoon maar wat compost in de hydrocultuurbakken. Dit maakt alle natuurlijke organische hydrocultuur erg moeilijk. Een ander nadeel is dat alleen bepaalde soorten er geschikt voor zijn, meestal alleen die soorten die je in de winkel tegen komt: sla, tomaten, paprika, en sommige kruiden. Niemand zal een veld aardappels, cassava’s of raapjes via hydrocultuur kweken, zoals ook niet de duizenden hectares granen en peulvruchten. En er zal ook niemand diervoederhooi via hydrocultuur of aerocultuur gaan kweken.
 
Desalniettemin is de meeste donkere kant van deze systemen het gebrek aan voedingscompleetheid in de producten. Designgroenten die gekweekt werden in een voedingsoplossing, werden zo gekweekt om er goed uit te zien en niet voor de voedingstoffen die er in zitten. Nog niemand heeft ooit bewezen dat een dergelijk kunstmatige opgekweekte voedingswijze kan voorzien in het complete voedingsstoffenspectrum.
 
We moeten ook de hedendaagse (of van de laatste tien jaar) ultieme gesloten-systeem-theorie noemen, de alles-in-één-visvijver en hydrocultuur tuin. Zoals je misschien weet, is het idee zo dat men een vis in een vijver opkweekt, en dan het viswater gebruikt om de trog van het hydrocultuur-systeem te irrigeren. De voedingsstoffen van het viswater worden dan zo als meststof voor de planten gebruikt. Het water komt er dan aan de andere kant weer “schoon” uit, en wordt weer terug recycled naar de visvijver. Er zijn vele theorieën over het voedsel van de vis. Deze theorie klinkt op zich goed, maar alle theorieën hebben glazen of plastieken koepels nodig. We kunnen onszelf niet voeden en ons vervuild milieu genezen door geïsoleerde koepels in het landschap. Deze bovengenoemde high-tech-systemen zijn dingen om van te leren, en we hebben er wat meer kennis door gekregen, en zullen nog meer er van krijgen. Een waardevolle bijdrage er van is dat we nu meer er over weten welke minerale voedingsstoffen essentieel voor plantengroei zijn. Deze systemen zijn echter niet geschikt om je familie of maatschappij meer te voeden, en ze zijn niet het fundament voor de Nieuwe Agricultuur.
 
De juiste plaats waar een oogst moet groeien is in de bodem, en dan in een voedingsrijke biologisch actieve bodem, en niet in voedingsstoffenoplossingen; en dan in het zonlicht, en niet onder kunstlicht. Zonlicht zit vol met energie, en planten zijn er goed in om die te gebruiken. Zonlicht is ook gratis. Binnen de limieten van het klimaat waar men het mee te doen heeft, kan men micro-omgevingen creëren die de zonlichtconcentraties maximaliseren, en men kan oogsten kiezen die het goed doen in die locale omstandigheden. In Alaska kan men er voor kiezen om kool te laten groeien en geen meloen.
 
De Nieuwe Agricultuur zal als redmiddel om de onvermijdelijke problemen te bestrijden niet naar voren komen door dogmatisch doordrijven van simplistische oplossingen zoals het toevoegen van organisch materiaal aan de grond, en ook niet door geforceerde bemesting met synthetische meststoffen en het gebruik van toxische pesticiden. Het antwoord zal ook niet liggen in energieverslindende technologie of kunstmatige micro-omgevingen, en ook niet door te weigeren vanuit welke ideologische doos die men ooit heeft aangenomen, of van overtuigd is geworden die aan te nemen naar buiten te kijken.

De Nieuwe Agricultuur.
Wat we tegenwoordig hebben is een gefragmenteerde agricultuur; maar toch hoeven we niet te lijden onder deze collectieve desillusie en separatie; die is geen nuttig doel voor de mensheid en de Natuur maar verdeelt ons alleen maar. Dus hier is een voorstel: Hoe zou het zijn als we de agricultuur naar een hoger nivo zouden trekken, door het beste van alle moderne kennis bij elkaar te nemen en die te combineren met de traditionele kennis die zich door de geschiedenis van de mensheid heen heeft verzameld. Als we deze kennis van bodemchemie en voeding (van de laatste 10.000 jaar) nu eens samen zouden gaan gebruiken met de moderne kennis van bodem en plantenbiologie, en onze moderne kennis van energie – beide, zowel de elektromagnetische- als de subtiele energie ? De enigste vragen die we dan moeten stellen zijn: Wat werkt nu en zal ook verder blijven werken, en, wat heeft in het verleden niet gewerkt en werkt nu ook niet ? Er mag geen speciale nadruk worden gelegd op een bepaald dogma of op een bepaalde agriculturele school, maar de focus moet liggen op gezonde bodem, voeding, duurzaamheid en efficiëntie. De nadruk zou moeten liggen op een voortdurende verbetering van de gezondheid van het land, van de planten, van de dieren en van de mensen.
 
We zouden een systeem moeten zoeken dat bij iedere oogstsoort en in ieder klimaat goed werkt, en dat een goede opbrengst levert, een hoge kwaliteit en hoge voedingswaarde heeft, terwijl het tevens flink de insecten- en ziekteproblemen vermindert. De planten zouden goed moeten kunnen leven en supergezond moeten zijn omdat ze alle voedingselementen die ze maar wensen vrij tot hun beschikking hebben staan. Het immuunsysteem van zowel de planten als de grond zou dan sterk en gezond moeten zijn, en sterke gezonde planten trekken geen insecten of ziektes aan. De dieren en de mensen die deze planten zouden consumeren, zouden het hoogste voedingsrijke voedsel binnen krijgen dat maar mogelijk was om op te laten groeien. De mensen zouden zich niet meer overeten omdat hun lichaam niet meer zou hunkeren naar één bepaalde ontbrekend essentieel mineraal, koolhydraat, aminozuur of lipide. Ziektes zoals kanker, diabetes, hart- en bloedvatenziektes, en de auto-immuunziektes zouden tot het verleden behoren. Opgroeiende kinderen zouden hun volledig genetisch potentiaal kunnen ontwikkelen. Hun intelligentie en kracht zou niet langer meer worden begrenst door slecht voedsel of chemicaliën, en er zouden minder hectares oogstland nodig zijn om meer mensen en dieren te kunnen voeden, en ze zouden duurzaam zijn omdat men zich richt op kwaliteit en niet op kwantiteit. 

Het is echter onbekend voor de meeste mensen dat deze Nieuwe Agricultuur reeds een tijd lang bestaat. De kennis van hoe men bovenbeschreven doelstellingen kan bereiken is reeds 60 jaar grotendeels bekend. De fundamentele wetenschap over bodem-mineralen-evenwicht en zijn relatie tot gezondheid en voeding is reeds lang geleden ontdekt, maar werd opgeborgen en genegeerd. Het werd weggehouden van de agriculturele scholen, en zowel van de zogenoemde “conventionele” als van de alternatieve scholen. Het wordt niet of maar sporadisch genoemd op universiteiten en colleges. Vele “alternatieve” kwekers hebben er nog nooit van gehoord. Diegenen die er wel van gehoord hebben maar het niet begrijpen en het ook nooit geprobeerd hebben, hebben desalniettemin een mening er over waarom het niet zou werken. We zijn nu echter in de situatie dat we de antwoorden makkelijk ter beschikking hebben, maar ze vaak weigeren om ze te willen zien.
 
Veel van het werk waar op deze mineraal-gebalanceerde-agricultuur berust, werd gedaan in de 1920er, 30er, en 40er jaren. In het depressietijdperk van de 1930er jaren lag er veel nadruk op om uit te zoeken wat er verkeerd ging in de agricultuur dat leidde tot een algehele daling van de gezondheid van de Amerikaanse bodem en het Amerikaanse volk. Wetenschappelijke voeding was een nieuw gebied en er werden vele geweldige nieuwe doorbraken gemaakt. Rond de latere 1930er- en begin 40er jaren werden er geweldige vorderingen gemaakt op zowel het gebied van de bodemgezondheid als ook op het gebied van de gezondheid van de dieren.
 
Toen kwam de Tweede Wereldoorlog, en er waren dringend voedselproducenten nodig (boeren). Ze werden door de overheid aangeworven en tot onderdeel van de oorlogsmachine gemaakt, gesubsidieerd door gegarandeerde oogstprijzen en werden ze aangemoedigd om te innoveren. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog werden de meeste economieën van de wereld gedomineerd door dit bedrijfsproductiemodel, waarvan het grootste deel er van nog in verband stond met de oorlog. Na de oorlog werd dit industriële model terugverwezen voor de productie van goederen, machinerie en chemicaliën voor vredestijd.
 
In 1950 leek de moderne wereld overmoedig te zijn geworden, een wereld waarin alle problemen eerder opgelost konden worden door de Natuur te domineren dan door er mee samen te werken. Grote chemische bedrijven trokken door het land en verleenden studiebeurzen aan universiteiten en begonnen hun chemische agricultuur er door te duwen. De meeste boeren namen dit nieuwe model graag op zich en ze waren zo niet langer alleen maar boer, maar gemoderniseerde handelswaarbedrijven op bijna wetenschappelijke basis – zo dachten ze dat tenminste ongeveer.  

In 1950 leek de moderne wereld overmoedig te zijn geworden, een wereld waarin alle problemen eerder opgelost konden worden door de Natuur te domineren dan door er mee samen te werken. Grote chemische bedrijven trokken door het land en verleenden studiebeurzen aan universiteiten en begonnen hun chemische agricultuur er door te duwen. De meeste boeren namen dit nieuwe model graag op zich en ze waren zo niet langer alleen maar boer, maar gemoderniseerde handelswaarbedrijven op bijna wetenschappelijke basis – zo dachten ze dat tenminste ongeveer.
 
Terwijl de oogsthoeveelheid omhoog ging, ging de voedingswaarde omlaag. De planten die op de op deze manier snel uitgeputte grond stonden waren insecten- en ziektemagneten, en zo hadden ze ieder jaar meer pesticiden nodig. De scherp geconcentreerde meststoffen brandden de humus in de grond op, en doodden zo het leven. De bodems werden zo van hun minerale opslag beroofd, omdat dit de enigste aangewende voedingsstoffen waren die een grote opbrengst voortbrachten. De dieren en mensen die zich met deze planten grootbrachten werden verkeerd gevoed en zo ondervoed, en waren ook erg vatbaar voor allerlei ziektes. De wet van mindere teruggave ging zich altijd meer vertonen, maar de “wetenschappelijke” methode om het probleem op te lossen was altijd een chemisch middel, en een plant die speciaal ontwikkeld werd om dat middel te tolereren. In de tussentijd, nog kort na de oorlog, begon J. I. Rodale met de biologische landbouwbeweging in de VS, geïnspireerd door het werk van Sir Albert Howard en Eve Balfour in Engeland, terwijl William Albrecht de werkzaamheid en waarde van een landbouw op basis van een evenwichtige mineralengehalte aan het bewijzen was. Wie was deze William ?
 
Deze William Albrecht PhD, en zijn groep onderzoekers op de agriculturele afdeling van de Universiteit van MIssouri, waren diegenen die de minerale basis voor de Nieuwe Agricultuur ontwikkelden: het concept van het uitbalanceren van de alkalische voedingsstoffen dat gebaseerd was op de capaciteit van de bodem om die vast te kunnen houden. In de 1920er jaren beslisten ze om eens een nauwere blik op de vele verscheidende minerale deeltjes in de bodem te werpen, op de klei, het slib en de kleideeltjes.  Ze namen iets van de grond en verwijderden het organisch materiaal er uit, en draaiden het snel rond in een centrifuge om het te separeren in maat en gewicht. Dit leverde een bijna heldere, gel-achtige laag op die zich uitwees opgebouwd te zijn uit ongelofelijk kleine kleideeltjes, kleideeltjes die zo klein waren dat ze zelfs door de meeste microscopen niet gezien konden worden. Ze waren zo klein dat ze zweven bleven, en lieten zich er zelfs niet uit centrifugeren, alsof ze niet oplosten. Dit waren colloïdale deeltjes, zo worden deze kleideeltjes genoemd, dit was colloïdale klei. Wat deden deze kleine deeltjes in de grond ? Het bleek zo te zijn dat ze een hele hoop deden. Deze colloïdale kleideeltjes waren de basis van de Kationen Uitwisselings Capaciteit van de grond. Daar werden de alkalische voedingsstoffen in de grond opgeslagen, die daarin vastgehouden worden door een eenvoudige elektrische lading, Zo waren ze er veilig voor dat ze niet er uitgespoeld werden, maar toch makkelijk beschikbaar voor het bodemleven. De planten en bodemleven wisselden +geladen Waterstofionen uit voor deze +geladen voedingsstoffen.
 
Albrecht en zijn onderzoeksteam besteedden er de volgende tientallen jaren aan om te experimenteren met velerlei verschillende combinaties van minerale voedingsstoffen, door een oogst te laten groeien en die aan de dieren te voeren waarbij de voedingswaarde van de oogst werd gemeten, en de gezondheid van de dieren. 

Maar in de latere 1950er- en begin 1960er jaren hadden de grote chemische bedrijven het zo geregeld dat ze de meeste agriculturele scholen in de VS hadden overgenomen. Ze boden nieuw opgerichte gebouwen en onderzoeksprojecten aan, en betaalden voor nieuwe professionele banen, maar Professor Albrecht en de andere holistische onderzoekers van de 1920er, 30er, en 40er jaren moesten opstappen. Albrecht had gedemonstreerd dat de benadering van de chemische bedrijven een onnodige weg naar bankroet en vernietiging was. Zo kon hij niet achter hun opvattingen staan en die verspreiden gaan, en vooral dan ook nog daarom niet omdat hij al vele jarenlang een systeem had ontwikkeld dat juist wel duurzaam en gezond was. Albrecht werd in de 1960er jaren gedwongen zich terug te trekken. Zijn werk werd zo begraven en het zou zekerlijk verloren zijn gegaan als de econoom en chef-redacteur Charles Walters zich er niet voor ingezet zou hebben om Albrecht’s ideeën te verspreiden, en die in 1970 met het tijdschrift Acres USA begon. Charles Walters noemde deze nieuwe wetenschap om de katione mineralen in de grond te balanceren “EkoAgricultuur”. Het werd met groot succes toegepast op duizenden hectares van commerciële boerderijen in de VS en Australië, alhoewel de boodschap van het balans tussen de mineralen nog niet de thuistuinier of de kleine producent bereikt had, en ook nog niet de vele andere takken van alternatieve landbouw. En de door de corporatie gedomineerde Agriculturele Staats Universiteiten deden alsof ze van niets wisten.
 
J. I. Rodale werkte in de latere 1940er jaren met William Albrecht en Louis Bromfield op de Bormfield’s Malabar Farm in Ohio. Bromfield werkte daar om uitgeput en uitgeleefd boerenland weer te herstellen door Albrecht’s mineralen-balancerende principes  aan te wenden, zoals ook de biologische opvattingen van de Engelse agriculturist Sir Albert Howard. De gechiedenis verliep zo dat Howard in onmin raakte bij de Malabar Farm Groep over het gebruik van sommige door mensen gemaakte meststoffen, die door enkele werden beschreven als niet-schadelijk – waarschijnlijk ammonium sulfaat. Rodale was een purist en in zijn organische versie was er geen plaats voor enigerlei input die niet 100% natuurlijk was. Sir Albert Howard dacht dat bomen en andere diep wortelende planten, de noodzakelijke mineralen wel naar boven zouden halen, en gaf niet veel om andere opvattingen dan deze. Rodale was er overtuigd van dat bladeren van diep wortelende bomen, en rottend plantenmateriaal in het algemeen, konden voorzien in alle voedingsstoffen voor de planten om die goed te kunnen laten gedijen, zelfs in arme uitgeleefde grond.

Rodale ging verder en bracht het Organic  Farming en Gardening Magazine in het leven – tegenwoordig heet dat Organic Gardening Magazine – en in de eerste tien jaar schreef hij alles over organisch materiaal, Het was blijkbaar zo dat hij dacht dat alleen maar mulch en compost alles was dat er nodig was. Pas later in de begin 1960er jaren, begon hij de rol van de mineralen te herkennen en aan te bevelen, vooral steenfosfaat, greensand en dolomitenkalk; maar gewone tuinkalk – Calcium- werd gezien als een pH-regelaar, in plaats van te worden herkend als eigenlijk het enigste voedingsingrediënt dat in grotere hoeveelheid in de bodem nodig was.

J. I. Rodale was een man met een missie, waar wij allen veel van geleerd hebben en hem veel respect voor schuldig zijn. Hij was bijna alleen verantwoordelijk voor de inspiratie van de sterke en stralende biologische landbouwbeweging in de VS van tegenwoordig, en over de hele wereld. Alhoewel is het inmiddels zo, dat als iemand zijn opleiding van het biologische tuinieren in de Rodale School had, dat die tegenwoordig wel zal weten dat mineralen nodig zijn, alhoewel hoogstwaarschijnlijk niet weten hoeveel dat er van nodig zijn of waar die vandaan zouden moeten komen.

Tussentijds verspreidde zich Albrecht’s mineraal-gebalanceerde-agricultuur door de 1980er en 1990er jaren, omdat die gepromoot werd door Walters in Acres USA-tijdschriften en een aantal andere boeken, maar alleen op de grotere boerderijen. Zeer weinige boeren die de mineralenbenadering gebruikten, weten ook maar iets over deze biologische groepering.

Het in evenwicht brengen van de voedingsstoffen in de bodem op basis van de uitwisselingscapaciteit functioneerde goed, en als een boer genoeg had van de chemicaliën en vergiften en zag dat zijn buurman betere oogsten had dan hem ondanks dat die buur minder werkte en minder geld besteedde, dan pasten er velen daarvan ook de principes van professor Albrecht toe en gingen ze er mee door tot de dag van vandaag. Ik heb nog nooit gehoord dat er iemand is terug gekeerd naar zijn eerdere manier van boerderijvoeren, tuinieren etc. als ze eens de resultaten van een evenwichtig uitgebalanceerde grond ervaren hadden.
 
Een andere belangrijke persoon in de agricultuur van de minerale voedingstoffen was de latere Carey Reams, PhD, die het meeste van zijn werk in Florida deed, VS. De Albrecht- en Reams scholen hebben een beetje verschillende filosofieën maar er zijn er ook veel die overeenkomen; ze zijn het over eens dat de mineralen in evenwicht moeten zijn, maar gebruiken vaak andere uitleg en uitdrukkingen. Studenten van Carey Reams en William Albrecht, en de studenten van hun studenten, zijn tegenwoordig de meest mineraalbewuste agriculturele consultanten van over de hele wereld, inclusief deze auteur. Het biologische tuinieren was jammer genoeg stil blijven staan in de 1950er jaren, en is daar grotendeels blijven zitten op: Compost, mest, mulch, en dat is het.
 
De andere biologische landbouwscholen – Steiner’s biologisch-dynamische,  de permacultuur, het Elaine Ingham Soil Food Web concept, de vele miraculeuze bacteriënscholen etc. – alle benadrukken ze bijna exclusief de biologische- en compostgebaseerde concept benadering. Occasioneel wordt er steenmeel,  steen fosfaat, of dolomietenkalk genoemd, alleen maar zelden met enigerlei begrip van de bodemkunde die daarbij betrokken is.
 
De enigste mineraalgeoriënteerde “meanstream-school” van de alternatieve landbouw is wat ik noem de Gletsjer Steenmeelschool, die gebaseerd is op het beroemde boek The Survival of Civilization, waarvan de auteurs argumenteren dat het bij het terugtrekken van de gletsjers aan het eind van de laatste ijstijd de laatste keer was dat onze grond een verse dosis mineralen kreeg. Hun oplossing was het om vers gemalen steenmeel aan de grond toe te voegen als bron van de ontbrekende mineralen, maar zonder enigerlei idee er van te hebben hoeveel mineralen dat die de grond moest hebben, of van het evenwicht tussen de mineralen. Een gemiddelde grond met een kationen uitwisselingscapaciteit van 10 heeft 1500 ppm Calcium nodig en dat in uitwisselbare vorm, en ca. 25 ppm Zink. Zit dat nu in het steenmeel of niet ? Heeft die bodem die specifieke mineralen die in dat steenmeel zitten wel nodig ? Vers gemalen steenmeel is een zeer goede bodemtoevoeging, maar men kan dat niet gebruiken om een mineralendeficiëntie of mineralenonevenwichtigheid te corrigeren.

Omstreeks de 1970 jaren trad er een grote splitsing op tussen diegenen die biologische landbouw bedreven, met diegenen die de landbouw met sterke chemische meststoffen, pesticiden en herbicides bedreven. Geen enkele kant sprak nog met de andere kant. De biologische kant nam de moraal hoog op tegen het vergiftigen van het land, en de chemische landbouwers lachten over de biologische volgelingen als zijnde achtergeven tegenstanders tegen vooruitgang. Geen van de twee kanten was bekend met de successen van Albrecht of Reams. Hoe konden ze dat ook weten? De Biologische Landbouw was sterk gevestigd in hun opvatting dat het antwoord lag in de biologische stoffen en de bodembiologie, terwijl de chemische landbouwers er van overtuigd waren dat de volgende hybride oogst en het nieuwste pesticide hun groeiproblemen gingen oplossen. Geen van hun was er in geïnteresseerd te weten dat ze het beide bij het verkeerde eind hadden, en dat er een systeem was dat zelfs al bezig was dat die vele duizenden kilo’s compost en mest per hectare niet nodig had, zoals ook geen toxische bestrijdingsmiddelen.
 
HET VERHAAL GAAT VERDER IN ONZE TIJD.
Terug naar de laboratoriumcorporaties en de afgekochte Staatscolleges, zijn de door de wol geverfde chemische landbouwfans nog steeds bezig proberen te bewijzen dat de kweek van planten kan worden geforceerd in een industrieel productiemodel. Hun Versie van “werken met biologie” tot de 1990er jaren, waren de hybride oogsten, en is nu omgevormd tot GMO’s – Genetische Veranderde Organismes. Zowel de hybrides als ook de GMO’s zijn planten die gewoonlijk allemaal werden gekweekt om te leven op een gebreksdieet van NPK-meststof, terwijl ze in de tussentijd regelmatig gedoucht worden met herbiciden, fungiciden en insecticiden.  Opbrengst, ziekteresistentie, het in staat zijn om herhaaldelijke besproeiingen met vergiften te overleven – dit zijn de doelstellingen van de doorgedraaide wetenschappers die de chemische corporaties van de agricultuur leiden. De gezondheid en voedingswaarde van de oogst zijn voor hun van geen belang. Is deze beoordeling te grof ? Om die vraag te beantwoorden kijken we eens naar de voedingswaarde van ons voedsel, en de uitgeleefde toestand van ons akkerland.
 
Ik zou hier graag een vrij esoterische mening aan willen toevoegen. Het is volgens mij zo dat het proberen om onze agricultuur naar een industrieel proces om te vormen, een fundamentele overeenkomst breekt die de mens met de Natuur gehad heeft sinds de komst van denkende mensen op deze planeet. En dit niet alleen met de planeet, maar ook met de individuele planten- en dierenwerelden waarmee we deze aloude overeenkomsten hebben. De overeenkomst met het vee bijvoorbeeld, is dat hun menselijke begeleiders hun bescherming tegen wilde aanvallers zullen bieden, hun onderdak en warmte zullen bieden en van goed voedsel en water zullen voorzien, hun kalveren beschermen, voor hun zorgen als ze ziek of gewond zijn, en er aan werken om de soort te verbeteren. Daarvoor in de plaats voorziet het vee ons van hun melk, vlees, huiden, mest en werkt soms ook als lastdier. Dit is een fair trade voor de dieren en voor de mensen die deze verantwoordelijkheid op zich nemen. Wij mensen hadden reeds lang een overeenkomst met de plantenwereld: zorg, bescherming tegen wedijverende planten, vruchtbare grond en overvloedig water, en werken om de soort te verbeteren. De industriële agricultuur en de winstgierigheid van de corporaties hebben deze overeenkomsten verbroken, en zelfs erger nog dan gewoon maar verbroken: deze aloude pacten werden op de meest obscene manier geschonden.

Een oude Engelse term voor een boer of iemand die voor de landbouw en veestapel zorgde was “husbandman”. Met het werkwoord “to husband” gaf men aan dat het “managen” of “zorgen-voor” betekende, net zoals een echtgenoot voor zijn vrouw en familie zorgde. Zo zei men: “to husband” het land, “to husband” de oogst, en “to husband” de dieren. Verstandige zorgdragende mannen maakten er een betere farm van dan dat ze erfden, en gaven die zowel weer beter door aan hun eigen nakomelingen, als ook aan de afstammelingen van de planten en dieren waar ze mee leefden. Wij, die wensen in een betere wereld te leven zouden er naar moeten streven weer naar dit ideaal terug te keren, en het uit te breiden naar alles waar we voor zorgen.
 
Als we nu terugkomen op onze kritiek op de hedendaagse agricultuur: Geen enkele agriculturele richting heeft bewezen dat ze een grootschaalse oplossing hebben. Het wordt tijd dat we die situatie veranderen. Teneinde een nieuwe agricultuur te maken, hebben we alles nodig wat we weten of kunnen uitvinden. Als we alleen maar een volgeling of purist van enigerlei filosofische agriculturele school zijn en proberen de realiteit te verbuigen om zich aan te passen aan de geaccepteerde waarheden, leidt ons dat niet voorwaarts.
 
De meeste biologische kwekers hebben er geen idee van welke mineralen dat er in de grond zijn. Is het niet zo ?  De chemische kwekers zijn een beetje beter geïnformeerd omdat het voor hun gewoon is dat hun grond getest wordt om uit te zoeken hoeveel kilo’s chemische meststoffen dat hun grond als toevoeging nodig heeft, maar ze hebben geen weet van de essentiële rol die de voedingsstof of het mineraal speelt.
 
Ons fysieke bestaan is opgebouwd uit mineralen, ook bekend als elementen. Er zijn ca. 90 natuurlijke voorkomende elementen, van Waterstof tot Uranium. We weten niet hoeveel dat we er van nodig hebben om van te leven, maar het zijn er wel veel. We hebben IJzer nodig om Zuurstof in ons bloed te transporteren. Calcium en Fosfor zijn nodig voor de kristalstructuur op onze tanden en botten. Een gebrek aan Zink veroorzaakt steriliteit, verminderde hersenfunctionering, en verlies van alertheid en concentratie. Als het immuunsysteem bedreigd wordt dan maakt dat Koper uit de lever vrij en trekt IJzer uit het bloed. Vele metalen worden als katalysator gebruikt en hergebruikt voor de vorming van proteïnes en aminozuren. Zij dienen als mal of vorm waaromheen de proteïnes worden gevormd. De vorm van het proteïne bepaalt zijn passen in zijn bedoelde bestemming in een levende cel. De gezondheid, groei en reproductie van alle levende dingen zijn afhankelijk van de beschikbaarheid en het juiste evenwicht van de minerale elementen.
 
Ten spijte van het voorbijgaan daar aan in de agricultuur, weten we allemaal uit onze voedingswetenschap, dat mineralen essentieel voor onze gezondheid zijn. Hoeveel mensen nemen niet een vitamine- en mineralensupplement, of alleen al Calcium supplementen ?
 
De voedingswetenschap is zich goed van het belang van essentiële mineralen bewust. Voedingsboeken en radioprogramma’s en websites zijn altijd het gebrek aan mineralen in onze voeding aan het berispen en vertellen ons dat de bodem een gebrek aan mineralen heeft, en hoe we ons daartegen kunnen beschermen door een mineralensupplement te nemen. Tussentijds claimt de biologische landbouwsector dat biologisch voedsel meer mineralen bevat, zonder te weten wat nu wel of niet waar is, en in de meeste gevallen zonder een idee er van te hebben of er überhaupt wel mineralen in de grond zitten.
 
Als er geen mineralen in het voedsel zitten, dan zitten ze ook niet in de grond, dus waarom voegen we ze dan niet aan onze grond toe, zodat ze ook weer terug in ons voedsel komen ? Tegelijkertijd moeten we het biologische leven er in voeden en activeren, en het humusnivo van de grond en klimaat op een optimaal nivo brengen, en voorzien in de energie die de bodem en de planten nodig hebben. De grond zal dan gezond zijn, de planten er op ook, en zo zullen dat ook de dieren en de mensen zijn die dat voedingsrijke voedsel van die ideale bodem eten.

Als we nu de bodem eens vanuit pragmatisch standpunt bekijken, dan gebruiken we die niet gewoon alleen maar als fundament om de oogst niet om te laten vallen. Ieder groenteveld dat geoogst wordt, onttrekt door het er uit nemen van die oogst aan die akker de voedingselementen, de mineralen. Als die niet vervangen worden door andere mineralen, dan zal er uiteindelijk een punt bereikt worden waar er niet genoeg meer van over zijn om nog een gezonde oogst te kunnen laten groeien met de mogelijkheid om zaad voor de volgende generatie te vormen. Reeds lang voordat dit punt is bereikt, lijdt de voedingsstoffendichtheid van de oogst die voor het voeden van mens en dier wordt gebruikt. Veel van ons akkerland wereldwijd produceert lege calorieën, meestal koolhydraten die gemaakt worden van de atmosferische elementen Koolstof, Watersof, en Zuurstof. De oplossing, en de enigste oplossing (tenzij de planten in staat zouden zijn om die elementen alchemisch te kunnen transmuteren) is door deze hoog nodige mineralen uit een bron te nemen waar ze overvloedig voorkomen. Die bron zou liefst zo kort mogelijk bij de plaats moeten liggen waar die mineralen nodig zijn, om de transportkosten te minimaliseren. Het maakt niets uit om gemalen kalksteen door het land heen te transporteren omdat iedere staat in de VS wel kalkdeposito’s heeft, maar als we het hebben over elementen als Cobalt of Boor, die in een geconcentreerde vorm alleen maar op een paar plaatsen ter wereld zitten, maar die toch essentieel zijn, dan zijn de kosten gerechtvaardigd.

Het delven van die mineralen behoeft op lange termijn geen schade aan het milieu toe te brengen. In mijnen en steengroeves kan zorgvuldig gewerkt worden door diegenen die zorg dragen voor onze thuisplaneet, en als ze uitgedolven zijn dan kunnen ze worden geherstructureerd in het landschap en dan beplant, zodat het landschap er net zo mooi of nog mooier uitziet als van te voor.

Het is ook waard om hier op te merken dat de meeste van dergelijke economisch levensvatbare mijnen zulk hoge concentraties aan landbouwmineralen bevatten dat ze toxisch voor het bodemleven zijn, en dat er daarom maar weinig of niets groeit. Het verwijderen van deze toxische concentraties om ze te gebruiken op andere plaatsen van de wereld een gezondere en productievere bodem te maken, kan tegelijkertijd deze voorheen toxische plaatsen veranderen in grasland, of geschikt maken voor bosgroei. Niets van dit mag worden gedaan op basis van het geld, of om voordeel-op-korte-termijn, maar op een wijze en intelligente manier, in harmonie met de Natuur.

Iets wonderbaarlijks moois dat in een evenwichtige gemineraliseerde bodem gebeurt, en dat gebaseerd is op de uitwisselingscapaciteit van die bodem, is dat alles makkelijker wordt. De pH van de grond stelt zichzelf af tot op een optimaal punt.

Plantenziektes en insectenproblemen zullen grotendeels verdwijnen, water retentie, drainage, de bodemtextuur, en het percentage van afbouw van het organische materiaal zal automatisch en zelfregulerend worden. De kweker weet dat de voedingsstoffen in de oogst zitten omdat ze ook in de grond zitten. Het bodemleven is geactiveerd en gezond en helpt om deze voedingsstoffen beschikbaar te maken, en de planten die op deze ideale bodem groeien hebben de vrije keuze over enigerlei voedingsstof die ze willen in evenwichtige aanwezigheid te hebben, die zo ontworpen werd door intelligente kennis en observatie.

Al dit kan worden bereikt door het gebruik van mineralen in de vorm van in de natuur voorkomende stenen of mineraalertsen of de gezuiverde vorm er van, oude zeebodem afzettingen, oceaan water, en de nevenproducten van planten en dieren. De landbouwbewerkingsmethodes die men op dit moment gebruikt zullen eventueel wat veranderen, en zullen makkelijker worden. Dit is echte wetenschap in harmonie met de Natuur, het gebruik van de kennis uit de oudheid en de hedendaagse tijd op een intelligente manier: De Nieuwe Agricultuur.

Er zijn enkele eenvoudige basisprincipes die het mineralenevenwicht van de bodem besturen. Het belangrijkste is de Kationen Uitwisselings Capaciteit ( Cation Exchange Capacity ) van de grond te begrijpen (CEC), waarnaar vaak verwezen wordt als men de afkorting Exchange Capacity (Uitwisselings Capaciteit) of EC gebruikt. Dit is een maat of hoeveelheid van nutriënten en non-nutriënten die de grond kan vasthouden, een soort van hoe groot dat de “tank” is. Hoe minder dat de tank kan bevatten, hoe meer het bodemleven en de planten moeten vechten om aan hun nutriënten (voedingsstoffen) te komen. Van de andere kant is het ook zo dat als men meer voedingsstoffen gebruikt dan de grond kan vasthouden, dan spoelt het teveel gewoon met de regen of bewatering daar doorheen weg, of zal zich opeen vastzetten in de grond. Een teveel aan nutriënten is zowel onnodig als schadelijk. Men kan niet denken dat men 30 liter benzine in een 29 liter tank kan stoppen om zo iets goeds er uit te kunnen krijgen. De Exchange Capacity oftewel de Uitwisselings Capaciteit (EC) is de hoeveelheid die de grond kan vasthouden en gebruiken. Men moet de Uitwisselingscapaciteit van zijn grond weten, en het verzadigingpercentage van de verschillende nutriënten om te weten waar men aan toe is, en waar naar toe men moet streven. In het volgende hoofdstuk zullen we een functionerend begrip over deze Uitwisselingscapaciteit van de bodem krijgen.

Handboek voor een Nieuwe Agricultuur Versie 1,3
Door Michael Astera met Agricola.
Copyright Nederlandse vertaling 2011 Rob Hundscheidt

Dit boek is Respectvol Toegewijd aan Gary L. Kline, de stichter van Black Lake Organic Olympia, Washington, USA. die met een onvermoeibare inspiratie de mineralenboodschap naar duizenden mensen heeft gebracht.

En aan Charles Walters, stichter van Acres USA Austin, Texas, USA, die het licht brandend houdt.