Arthur Schopenhauer (1851) over vrouwen

De volgende woorden afkomstig van de Franse dramatist Joseph Étienne de Jouy, “zonder vrouwen zou het begin van ons leven verspeend zijn van hulp en van een omgeving van plezier en troost”, drukken naar mijn mening op nauwkeurige wijze een grotere lofzang op vrouwen uit dan het gedicht ‘Würde der Frauen’ van Friedrich Schiller, wat het resultaat is van diepgaande overpeinzingen en indrukwekkend vanwege zijn antithese en gebruik van contrastwerking. Hetzelfde punt wordt veel pathetischer verwoord door Byron in Sardanapalus, Akte 1, Scène 2:

“Het allereerste wat noodzakelijk is voor een mensenleven komt voort uit een vrouwenborst, je eerste kleine woordjes leer je van haar lippen, je eerste tranen worden door haar gedroogd en je laatste adem wordt veelal uitgeblazen in het oor van een vrouw, wanneer mannen zich hebben onttrokken aan de ondankbare taak van het gadeslaan van het laatste uur van hem die hen heeft geleid.”

Beide passages demonstreren het correcte gezichtspunt voor de waardering van vrouwen.

Men hoeft enkel naar de lichaamsvorm van een vrouw te kijken om te zien dat zij niet geschikt is voor al te veel mentale of fysieke arbeid. Zij vervult de plichten des levens niet door wat zij doet maar door wat zij ondergaat – door de beproevingen van de zwangerschap, de zorg voor een kind en door onderwerping aan een man, voor wie zij een geduldige en vrolijke metgezel dient te zijn. Het allergrootste verdriet of plezier of een enorm toonbeeld van kracht is haar niet gegeven; haar leven hoort veel rustiger, veel gemoedelijker en minder onstuimig te verlopen dan dat van een man, zonder dat zij er in essentie gelukkiger of ongelukkiger op wordt.

Vrouwen zijn rechtstreeks gemaakt om te fungeren als de verzorgers en onderwijzers van onze prille kindertijd, om de simpele reden dat zij zelf kinderlijk, dwaas en kortzichtig zijn – met andere woorden, het zijn gedurende hun voltallige leven grote kinderen, ergens tussen een kind en een man in de strikte zin des woords. Denk aan hoe een jong meisje dag in, dag uit met een kind kan spelen, dansen en zingen, en denk dan aan waar een man, met de allerbeste bedoelingen, toe in staat is als hij haar plaats zou innemen.

Bij meisjes beoogt Moeder Natuur wat in dramatische zin een ‘spectaculair effect’ heet, aangezien zij hen gedurende enkele jaren een rijkelijke schoonheid en een grote charme toebedeelt, wat ten koste gaat van de rest van hun leven; op deze wijze kunnen zij zodanig tot de verbeelding van een man spreken dat hij zich haast om de eervolle zorg voor hen te dragen, in een of andere vorm, voor de rest van zijn leven – een stap die niet volledig verantwoord zou zijn als hij deze enkel zou overdenken. Als zodanig heeft Moeder Natuur de vrouw, evenals de rest van haar schepselen, voorzien van de wapenen en werktuigen die nodig zijn voor de bescherming van haar bestaan en uitsluitend voor de duur dat deze haar ten gunste zijn, waarbij Moeder Natuur met haar gebruikelijke  spaarzaamheid te werk is gegaan. Evenals de vrouwtjesmier na de gemeenschap haar vleugels verliest, die dan overbodig zijn geworden  en zelfs gevaarlijk voor het doeleinde van de voortplanting, zo verliest een vrouw grotendeels haar schoonheid nadat zij één of twee kinderen heeft gebaard, en naar alle waarschijnlijkheid om dezelfde redenen.

Daarentegen zien we dat jonge meisjes diep in hun hart hun huiselijke of andere kwesties beschouwen als secundaire bezigheden, zoniet als slechts een scherts. Liefde, verovering en alles wat daarbij hoort, zoals kledij, dansen en dergelijke, daaraan besteden zij eerder serieuze aandacht.

Hoe nobeler en perfecter iets is, hoe later en langzamer het volwassenheid bereikt. De man bereikt de volwassenheid van zijn rationele en mentale vermogen voordat hij achtentwintig is; de vrouw wanneer zij achttien is, maar haar rationaliteit kent zeer nauwe beperkingen. Dit is waarom vrouwen gedurende hun hele leven kinderen blijven, want zij zien enkel wat voor de hand ligt, houden vast aan het heden, zien schijn aan voor werkelijkheid en verkiezen pietluttigheden boven belangrijke zaken. Het is te danken aan het vermogen van een man om te redeneren dat hij niet uitsluitend in het heden leeft, zoals een dier, maar het verleden en de toekomst observeert en overpeinst; zulks leidt tot discretie, zorgvuldigheid en de voorzichtigheid die we veelvuldig zien bij mensen. Zowel de voordelen als de nadelen die dit met zich meebrengt maken dat vrouwen, als gevolg van hun zwakkere rationele vermogens, hier minder vaak deelgenoot van uitmaken. Bovendien is zij intellectueel kortzichtig, want hoewel haar intuïtieve intellect rap dar wat nabij haar is opmerkt, is haar blikveld beperkt en omarmt zij niets op afstand; vandaar dat alles wat afwezig is of in het verleden of in de toekomst speelt vrouwen in mindere mate treft dan mannen. Dit is waarom zij een grotere neiging tot extravagant gedrag vertonen, soms grenzend aan waanzin. Diep in hun hart denken vrouwen dat mannen als taak hebben om geld te verdienen, opdat zij het mogen uitgeven, zo mogelijk terwijl hun echtgenoot nog leeft, maar in ieder geval na zijn dood.

Zodra hij hen zijn verdiensten schenkt teneinde het huishouden te regelen worden zij gesterkt in deze overtuiging. Hoewel dit alles vele nadelen met zich meebrengt, heeft het één voordeel: dat een vrouw meer in het heden leeft dan een man en hier dus meer van geniet, voor zover haar draagkracht reikt. Dit vormt de oorsprong van de vrolijkheid die vrouwen typeert en haar het vermogen schenkt om een man te verstrooien en, in geval van nood, gerust te stellen wanneer hij geplaagd wordt door zorgen. Het raadplegen van vrouwen in moeiijke tijden, zoals de Germanen in oude tijden deden, is geenszins een onderwerp waar we aan voorbij moeten gaan; hun manier om iets te begrijpen verschilt immers aanzienlijk van die van ons, hoofdzakelijk omdat zij graag de kortste weg naar het punt bewandelen, terwijl wij, over het algemeen, verder kijken, om de simpele reden dat het zich onder onze neus bevindt; hierdoor onstaat voor ons de noodzaak om teruggeworpen te worden tot de betreffende kwestie en een rechtstreekse en eenvoudige kijk te verkrijgen. Dit is waarom vrouwen nuchterder in hun oordeel zijn dan wij, en waarom wij niets meer zien in iets dan er werkelijk is; terwijl wij, als onze passie wordt opgewekt, lichtelijk kunnen overdrijven of ons dingen kunnen inbeelden.

Omdat het rationele vermogen van vrouwen zwakker is, tonen zij meer sympathie voor  ongelukkigen dan mannen doen, en gunnen zij hen meer vriendelijke aandacht. Daarentegen zijn vrouwen minderwaardig aan mannen als het gaat om rechtvaardigheid, eerlijkheid en oprechtheid. Wederom is dit omdat hun redeneringsvermogen zwak is, zij uitsluitend zichtbare en bestaande dingen zien die toebehoren aan het heden, en zij hierop zeggingskracht uitoefenen die zelden wordt weersproken door abstracte gedachten, vastomlijnde stelregels, of vastberaden voornemens, met inachtneming van het verleden en de toekomst of in overweging nemend wat afstandelijk of afwezig is. Als zodanig bezitten zij weliswaar de primaire en principiële eigenschappen van deugd, maar ontbreekt het hen aan de secundaire eigenschappen, die veelal een noodzakelijk instrument zijn in het ontwikkelen ervan. Zo bezien kunnen vrouwen worden vergeleken met een organisme dat een lever bezit, maar geen galblaas. Derhalve mogen we constateren dat de fundamentele tekortkoming in het karakter van vrouwen is dat zij geen ‘rechtvaardigheidsgevoel’ bezitten. Dit komt voort uit het gebrekkige vermogen om te redeneren en reflecteren waar wij al eerder naar verwezen, maar het is deels vanwege het feit dat Moeder Natuur hen, als het zwakke geslacht, niet heeft voorbestemd om afhankelijk te zijn van kracht maar van sluwheid; dit is waarom ze instinctief geslepen zijn en een onverbeterlijke neiging hebben om te liegen. Want zoals leeuwen voorzien zijn van klauwen en tanden, olifanten en zwijnen slagtanden bezitten, stieren hoorns en inktvissen donkere, vloeibare inkt, zo heeft Moeder Natuur de vrouw ter bescherming uitgerust met het vermogen tot huichelarij en alle macht die Moeder Natuur heeft geschonken aan de man in de vorm van lichamelijke kracht en rationaliteit is toebedeeld aan de vrouw in deze vorm. Huichelachtig gedrag is dan ook eigen aan de vrouw en vrijwel even karakteristiek voor de dommeriken als voor de slimmeriken onder hen. Dientengevolge is het even natuurlijk voor vrouwen om steevast te huichelen als het is voor dergelijke dieren om hun wapens te gebruiken wanneer zij worden aangevallen; en zij menen in de uitoefening hiervan, in welke mate dan ook, enkel gebruik te maken van hun rechten. Een vrouw die volkomen waarheidsgetrouw is en niet huichelachtig is wellicht dan ook een onmogelijkheid. Dit is waarom zij huichelachtigheid bij anderen zo gemakkelijk doorzien; het is ook niet aan te raden om het op hen uit te proberen. Uit dit eerder geschetste fundamentele gebrek en alles wat dit met zich meebrengt komen valsheid, ontrouw, verraad, ondankbaarheid, en dergelijke voort. In een rechtbank worden vrouwen vaker schuldig bevonden aan meineed dan mannen. Afgevraagd moet worden of zij eigenlijk wel een eed zouden mogen afnemen. Periodiek zijn er herhaaldelijke gevallen van edelvrouwen die zomaar heimelijk dingen verdonkeremanen en stelen van toonbanken van winkels.

Moeder Natuur heeft het de roeping van jonge, sterke en aantrekkelijke mannen gemaakt om zorg te dragen voor de voortzetting van het menselijk ras, opdat onze soort niet in verval raakt. Dit is de expliciete wil van de natuur, en deze vindt haar expressie in de passie van vrouwen. Deze wet overstijgt alle anderen, zowel in de lengte van haar bestaan als in macht. Wee de man die rechten en belangen in het leven roept die dit in de weg staan; want wat ze ook mogen doen of zeggen, zij zullen, reeds bij het prille begin, op ongenadige wijze teniet worden gedaan. De geheime, onbesproken en zelfs onbewuste, maar aangeboren moraal van de vrouw is immers: wij zijn gerechtvaardigd in het bedriegen van hen die, omdat zij om ons geven – dat wil zeggen, om sommigen van ons –  menen rechten te hebben verkregen over onze soort. De basisrechten, en daarmee het welzijn van onze soort, ligt in onze handen en is aan onze zorg toevertrouwd door middel van de volgende generatie; laat ons onze plicht getrouw vervullen.

Vrouwen zijn zich echter op een abstract niveau geenszins bewust van dit vooraanstaande principe, zij zijn zich hier enkel concreet van bewust en zij kennen geen andere manier om dit uit te drukken dan de wijze waarop ze zich gedragen indien de gelegenheid zich voordoet. Derhalve plaagt hun geweten hen niet zo veel als wij mochten denken, want in het diepst van hun hart beseffen zij dat zij, door het schenden van hun plicht naar bepaalde personen, hun plicht hebben vervuld naar de algehele soort, wier beroep op henzelf oneindig groter is.

Omdat vrouwen in werkelijkheid uitsluitend bestaan voor de voortzetting van het ras, en dat is tot hoever hun lotsbestemming reikt, leven zij meer voor de soort dan voor het individu, en diep in hun hart nemen zij de staat van de soort serieuzer dan die van het individu. Dit verschaft hun algehele zijn en karakter een zekere frivoliteit, en in zijn algemeenheid een bepaald patroon dat fundamenteel verschilt van dat van de man; en precies dit vormt de grondslag van de onenigheid die plaatsvindt in het getrouwde leven die zo vaak voorkomt dat dit nagenoeg de norm is.

Het is normaal dat er een gevoel van onverschilligheid bestaat tussen mannen onderling, maar tussen vrouwen komt dit neer op regelrechte vijandschap. Wellicht is dit het gevolg van het feit dat onderlinge competitie tussen mannen zich beperkt tot alledaagse zaken, maar bij vrouwen betreft het het complete geslacht, aangezien zij slechts één enkel doel voor ogen hebben. Zelfs als zij elkaar op straat tegenkomen beschouwen zij elkaar als concurrenten. Wanneer twee vrouwen voor het eerst met elkaar kennismaken, tonen zij klaarblijkelijk meer terughoudendheid en hypocrisie dan twee mannen onder soortgelijke omstandigheden. Dit is waarom een uitwisseling van complimenten tussen twee vrouwen bespottelijker is dan tussen twee mannen. Hoewel een man, in het algemeen, anderen, zelfs hun minderen, zal aanspreken met een zekere mate van respect en medemenselijkheid, is het ronduit ondraaglijk om gade te slaan hoe arrogant en neerbuigend een dame van stand zich zal gedragen tegenover iemand van lagere stand (en niet in dienst van haar) wanneer zij haar aanspreekt. Mogelijk komt dit omdat verschillen in stand veel gevoeliger liggen bij vrouwen dan bij ons en dientengevolge hun gedragspatroon rapper onderhevig is aan verandering en overdrijving, of omdat, hoewel er honderd zaken door ons worden afgewogen, er slechts één voor hen telt, te weten bij welke man zij in de gunst weten te komen; en wederom is het te wijten aan de eenzijdige aard van hun roeping waarom zij er een hechtere onderlinge verstandhouding op nahouden dan mannen doen en waarom zij verschillen in rang en stand zo prominent maken.

Het is enkel de man wiens intellect vertroebeld wordt door zijn seksuele instinct die dit onvolwassen, nauwbeschouderde, breedheupige en kortbenige ras bestempelt tot het gelijke geslacht, want de volledige schoonheid van dit geslacht is gestoeld op dit instinct. Hen het onesthetische ras noemen, in plaats van het schone, zou een betere benaming zijn. Noch voor de muziek, noch voor de dichtkunst, noch voor de schone kunsten bezitten zij enig werkelijk gevoel of talent en het is pure scherts hunnerzijds, in hun ijver om te plezieren, als zij iets dergeliijks ook maar proberen.

Dit maakt hen ongeschikt om objectieve belangstelling te vertonen voor om het even wat, en de reden hiervoor is mijns inziens het navolgende. Een man streeft ernaar om meesterschap over iets te verkrijgen, hetzij middels kennis, hetzij door een innerlijke drang. Echter een vrouw wordt altijd en overal gedreven tot indirect meesterschap, namelijk via een man, waarbij alle directe meesterschap uitsluitend tot hem beperkt blijft. Het zit dan ook in de vrouwelijke aard om alles te zien als een middel om een man voor zich te winnen, en haar belangstelling voor al het andere is immer geveinsd en niets meer dan een onrechtstreekse manier om haar doel te bereiken, middels behaagzucht en schijn. Vandaar dat Rousseau zei: Over het algemeen houden vrouwen niet van kunst, kennen ze elkaar niet en bezitten ze geen genialiteit (Brief aan d’Alembert). Eenieder die in staat is bedrog te doorzien komt hoe dan ook tot deze conclusie. Men hoeft enkel te kijken naar de manier waarop zij zich gedragen tijdens een concert, in de opera of in een theater; neem bijvoorbeeld de kinderlijke eenvoud waarmee zij door de meest verfijnde passages in de allergrootste meesterwerken heen blijven praten. Als het waar is dat de Grieken vrouwen verboden om een toneelstuk bij te wonen, dan was dit volkomen terecht, opdat zij ongestoord ergens naar konden luisteren. In ons tijdperk is het passender om ‘taceat mulier in ecclesia’ (laat de vrouw zwijgen in de kerk) te vervangen door ‘taceat mulier in theatro’ (laat de vrouw zwijgen in het theater); en wellicht dient dit in grote letters op het doek te worden vermeld.

Van vrouwen kan weinig anders verwacht worden als men bedenkt dat de meest eminenten onder het hele geslacht nog nooit iets hebben gepresteerd in de schone kunsten wat werkelijk groots, authentiek en origineel is, of de wereld ook maar enig werk van blijvende waarde heeft geschonken. Dit is vooral opvallend op het gebied van de schilderkunst, wier techniek even veel binnen hun bereik ligt als bij ons; dit is ook waarom zij dit zo ijverig navolgen. Zij hebben echter geen enkel groots schilderwerk geproduceerd, om de simpele reden dat zij de objectieve geest ontberen die zo rechtstreeks noodzakelijk is voor de schilderkunst. Zij richten zich immer op het subjectieve. Om deze reden missen doorsnee vrouwen ook maar enig talent om te kunnen schilderen: natura non facet saltum (de natuur maakt geen sprongen). Jean Huarte, in zijn driehonderd jaar oude, beroemde boek ‘Examen de ingenios para las scienzias’ (Onderzoek naar het menselijk verstand), stelt zelfs dat vrouwen geen hogere begaafdheden bezitten. Individuele en gedeeltelijke uitzonderingen maken hierin geen enkel verschil; vrouwen zijn en blijven, bij elkaar genomen, de meest grove en onverbeterlijke cultuurbarbaren; en vanwege de extreem absurde constructie die hen in staat stelt de positie en titel van hun echtgenoten te delen vormen zij een voortdurende stimulans voor zijn lagere ambities. Bovendien is het vanwege het feit dat zij cultuurbarbaren zijn dat de moderne samenleving, waaraan zij uitdrukking geven en waarover zij macht uitoefenen, in verval is geraakt. Met betrekking tot hun stand dient men zich te laten leiden door Napeleons stelregel ‘Les femmes n’ont pas de rang’ (Vrouwen hebben geen rang), en voor wat betreft andere zaken stelt Chamfort zeer terecht: Zij zijn gemaakt om onze zwakheden en onze dwaasheden uit te buiten, maar niet onze reden. Tussen hen en mannen bestaat slechts oppervlakkige sympathie en bitter weinig sympathie van geest en karakter. Zij vormen in ieder opzicht het tweede geslacht, en hun zwakheden moeten dan ook onbestraft blijven, maar om vrouwen met extreme hoogachting te behandelen is bespottelijk en het maakt dat we in hun achting dalen. Toen de natuur het menselijk ras opdeelde in twee delen sneed zij het niet exact doormidden! Het verschil tussen de positieve en negatieve polen, is niet alleen kwalitatief maar ook kwantitatief. En het was in dit licht dat onze voorouders en de mensen uit het Oosten vrouwen beschouwden; zij schatten hun positie beter in dan wij, met onze oude Franse ideeën van hoffelijkheid en absurde verering, dat allerhoogste product van Chistelijk-Teutonische dwaling. Deze ideeën hebben hen enkel arrogant en heerszuchtig gemaakt, in een mate die doet denken aan de heilige apen van Benares (Varanasi, India), die, zich bewust van hun onschendbaarheid en onaantastbaarheid, menen zich allerlei zaken te kunnen permitteren.

In het Westen bevindt de vrouw, dat wil zeggen de ‘jonkvrouw’, zich in een oneigen positie; want de vrouw, die in oudere culturen terecht werd bestempeld als het tweede geslacht, dient geenszins onderwerp te zijn van onze verering en verheerlijking, of om haar hoofd hoger te verheffen dan dat van de man en dezelfde rechten als hij te bezitten. De gevolgen van deze oneigen status zijn overduidelijk. Het zou dan ook uiterst wenselijk zijn als deze Nummer Twee van het menselijk ras hier in Europa haar natuurlijke positie zou worden toebedeeld, en men zich zou ontdoen van de damesgrieven, die niet alleen bespot worden in geheel Azië, maar in gelijke mate zou zijn geridiculiseerd in Griekenland en Rome. Dientengevolge zou de staat van onze sociale, burgerlijke en politieke gang van zaken oneindig worden verbeterd. De Salische Wet zou onnodig blijken en algemene waarheid zijn. Strict gesproken is de Europese edelvrouw een wezen dat helemaal niet zou moeten bestaan; daarentegen zouden er huisvrouwen moeten zijn, en jonge meisjes die dit nastreven, en zij zouden moeten worden grootgebracht niet om arrogant te worden, maar om getemd en onderdanig te zijn. Het bestaan van edelvrouwen in Europa is exact de reden waarom vrouwen van een lagere stand, te weten het leeuwendeel van het geslacht, veel ongelukkiger zijn dan in het Oosten. Zelfs Lord Byron schrijft (Brieven en Documenten, door Thomas Moore, vol. II, p. 399): Moest toevalligerwijs denken aan de status van vrouwen in het oude Griekenland. Huidige status, een overblijfsel van het barbarisme van de ridderlijke en feodale tijdperken – kunstmatig en onnatuurlijk. Zij zouden zich met het huishouden moeten bezighouden – en goed gevoed en goed gekleed moeten zijn – maar zich niet moeten mengen in de samenleving. Weliswaar goed geschoold in religie – maar belezen te zijn in noch poëzie, noch politiek – enkel boeken over vroomheid en kookkunst. Muziek – tekenen – dansen – ook een beetje tuinieren en zo nu en dan het land bewerken. Ik heb ze succesvol de wegen in Epirus zien repareren. En waarom niet, naast het binnenhalen van hooi en het melken van koeien?

In ons deel van de wereld, waar monogomie van kracht is, betekent trouwen het halveren van rechten en het verdubbelen van plichten. Toen de wet de vrouw dezelfde rechten verschafte als die van de man, zou haar eveneens een mannelijk vermogen om te redeneren gegeven moeten zijn. Integendeel, gelijk de voorrechten en eer die de wet toekent aan vrouwen datgene wat Moeder Natuur hen heeft toebedeeld overtreft, zo is er een proportionele afname van het aantal vrouwen die werkelijke deze privileges delen; het restant is dan ook ontdaan van hun natuurlijke rechten, in zoverre dat anderen meer zijn verschaft dan Moeder Natuur behaagt.

Want de onnatuurlijke positie van privileges, die het instituut van monogamie, en de wetten van het huwelijk die hiermee vergezeld gaan, toebedeelt aan de vrouw, waarbij zij voortdurend wordt beschouwd als het volwaardige equivalent van de man, hetgeen zij geenszins is, brengt intelligente en oplettende mannen ertoe om het nodige denkwerk te verrichten, alvorens zij zulk een groot offer en overgave aan zulk een oneerlijke regeling brengen. Immers, ofschoon iedere vrouw in polygameuze naties wordt onderhouden, is daar waar sprake is van monogamie het aantal getrouwde vrouwen beperkt, en een ongekend aantal vrouwen dat niet wordt onderhouden blijft over; zij die zich in de bovenste klassen bevinden vegeteren als oude wijven, zij in de lagere klassen zijn veroordeeld tot uiterst zware en smakeloze arbeid, of om prostituée te worden en een leven te leiden dat even troosteloos is als het eerloos is. Onder dergelijke omstandigheden worden zij echter van grote noodzaak voor het mannelijk geslacht, omdat hun positie openlijk wordt erkend als een specifieke manier om die andere vrouwen tegen verleiding te behoeden die door het lot worden verkozen om een man te vinden of de hoop koesteren er een te vinden. Alleen al in Londen zijn er 80.000 prostituées. Want zijn deze vrouwen die te rap dit bijzonder vreselijke lot treffen immers niets meer dan menselijke offers die gebracht worden op het altaar van de monogamie? De vrouwen naar wie hier wordt verwezen en die in deze klaaglijke positie zijn gedwongen vormen het onvermijdelijke tegenwicht voor de Europese edelvrouw, met al haar pretentie en arrogantie. Polygamie is dan ook een waar voordeel voor het vrouwelijk geslacht, over het geheel bezien. Anderszins is er geen enkele reden waarom een man wiens vrouw lijdt aan een chronische ziekte, of onvruchtbaar blijft, of die langzamerhand te oud voor hem is geworden, er geen tweede vrouw op na houdt. Veel mensen bekeren zich tot het Mormonisme, om de specifieke reden dat zij het onnatuurlijke instituut van monogamie veroordelen. De verlening van onnatuurlijke rechten aan vrouwen heeft hen opgezadeld met onnatuurlijke plichten, maar hun onmacht om hieraan te voldoen maakt hen ongelukkig. Ter illustratie, menige man beschouwt het huwelijk als onverstandig met betrekking tot hun sociale stand en financiële positie, tenzij hij een briljante en geschikte wederhelft treft. Hij zal dan verkiezen om een vrouw op basis van zijn eigen voorkeur voor zich te winnen onder andere omstandigheden, die een veilige toekomst voor haar en haar kinderen mogelijk maken. Mochten deze omstandigheden dermate rechtvaardig, redelijk en passend zijn, dan zal zij hiermee instemmen door haar onverdiende privileges op te geven, die enkel het huwelijk, als grondslag van een beschaafde samenleving, toekent; zij zal in zekere zin haar eer verliezen en een leven van eenzaamheid leiden, aangezien de menselijke natuur ons afhankelijk maakt van de meningen van buitenstaanders op een wijze die volledig uit verhouding staat met hun werkelijke waarde. Als de vrouw hier niet mee instemt loopt zij het risico om gedwongen een man te huwen die zij niet mag, of om te verschompelen tot een oud wijf, aangezien de tijd die haar gegeven is zeer kort is. Met het oog op deze kijk op het instituut van monogamie is de diepgaande en geleerde verhandeling van Thomasius, de Concabinatu, de moeite van het lezen waard, aangezien deze aantoont dat in alle naties en door de eeuwen heen, terugvoerend tot de Lutheriaanse Reformatie, het concubinaat geoorloofd en een instituut was, in zekere zin zelfs erkend bij wet en niet met oneerbaarheid in verband werd gebracht. Het behield deze positie tot aan de Lutheriaanse Reformatie, toen het werd beschouwd als een reden om het kerkelijke huwelijk te rechtvaardigen, waarna de Katholieken niet durfden achter te blijven.

Het is zinloos om te redetwisten over polygamie. Dit moet gezien worden als een feitelijkheid die overal voorkomt, waarbij enkel de regulering ervan een probleem is dat dient te worden opgelost. Waar bevinden zich dan de werkelijke monogamisten? Ieder van ons leeft, in enige mate en op enig moment, in polygamie. Aangezien iedere man meerdere vrouwen nodig heeft is het dientengevolge rechtvaardiger om hem voor meerdere vrouwen te laten zorgen; sterker nog, om dit te formaliseren. Op deze wijze zal de vrouw teruggebracht worden naar haar correcte en natuurlijke plaats als een ondergeschikt wezen, en de edelvrouw, dat monster van de Europese beschaving en Christelijk-Teutonische stupiditeit, met haar bespottelijke aanspraak op respect en aanbidding, zal niet langer bestaan; er zullen nog steeds vrouwen bestaan, maar geen ongelukkige vrouwen, waarmee Europa momenteel vervuld is. Het Mormoonse standpunt is correct.

In India is geen enkele vrouw op ook maar enig moment onafhankelijk, maar allen staan ze onder controle van hun vader of echtgenoot, in naleving van de wet van Manu.

Het is zekerlijk een weerzinwekkend idee dat weduwen zich moeten opofferen na de dood van hun echtgenoot; maar het is even zo stuitend dat het geld waarvoor deze echtgenoot zijn hele leven ijverig heeft gewerkt, in de hoop dat hij werkte voor zijn kinderen, verkwist zou moeten worden aan haar overspelige gedrag. Medium tenuere beati (gezegend zijn zij die een middenweg bewandelen). De eerste liefde van een moeder, van zowel dieren als mensen, is zuiver instinctief, en dientengevolge stopt deze wanneer het kind niet langer fysiek hulpeloos is. Hierna dient deze eerste liefde nieuw leven te worden ingeblazen door een liefde gestoeld op regelmaat en reden, maar dit vindt veelal niet plaats, met name wanneer de moeder geen liefde koestert voor de vader. De liefde van een vader voor zijn kinderen is van een andere aard en is meer oprecht, deze berust op een erkenning van zijn eigen innerlijke zelf in het kind, en is derhalve van oorsprong metafysisch.

In vrijwel iedere natie, zowel in de nieuwe als in de oude wereld, en zelfs onder de Hottentotten, worden eigendommen enkel en alleen geërfd door de mannelijke erfgenamen; uitsluitend in Europa wordt hiervan afgeweken. Dat het bezit dat mannen met grote moeite hebben verworven middels langdurige strijd en hard werk naderhand in de handen van vrouwen zou belanden, die, met hun gebrek aan ratio, dit in korte tijd verkwisten of anderszins verspillen, is een onrecht dat even groot is als dat het gemeenschappelijk is, en dit zou voorkomen moeten worden door het erfrecht van vrouwen te beperken. Mij dunkt dat vrouwen, of zij nu weduwen of dochters zijn, enkel het geld voor de rest van hun leven zouden erven als het werd zekergesteld middels een lening, maar niet het bezit zelf of het kapitaal, tenzij er geen sprake is van mannelijke erfgenamen. Het zijn mannen die geld verdienen en niet vrouwen; vrouwen zijn derhalve noch gerechtvaardigd in het onvoorwaardelijke bezit ervan, noch zijn zij in staat het te beheren. Vrouwen zouden nooit vrijelijk mogen beschikken over weelde, in strikte zin, welke zij kunnen erven, zoals kapitaal, huizen en landgoederen. Zij hebben te allen tijde een voogd nodig: derhalve dienen zij geen voogdij over hun kinderen te verkrijgen, onder om het even welke omstandigheid. De ijdelheid van vrouwen, zelfs als deze niet groter is dan die van mannen, is van een dusdanig boosaardig karakter dat deze gericht is op materiële zaken – dat wil zeggen, op hun persoonlijke schoonheid en daarna op franje, glorie en uiterlijk vertoon. Dit is waarom zij in hun element zijn in deze samenleving. Dit is waarom zij geneigd zijn tot extravagantie, temeer aangezien zij over weinig rationeel vermogen beschikken. Een oude schrijver stelt dan ook: [In het Grieks:  Gunae to synolon esti dapanaeron physei]: De ijdelheid van mannen, daarentegen, is veelal gericht op niet-materiële voordelen, zoals intellect, leervermorgen, moed, en dergelijke. In Politika verklaart Aristoteles de grote nadelen die de Spartanen zichzelf verschaften door te veel aan hun vrouwen toe te geven, door hen erfrecht en een bruidsschat te verlenen, alsmede een grote mate van vrijheid, en op welke wijze dit sterk bijdroeg aan de val van Sparta. Was het niet de invloed van vrouwen in Frankrijk, die sinds het tijdperk van Louis XIII is toegenomen, die de oorzaak vormde voor de geleidelijke corruptie van de rechtspraak en overheid die leidde tot de eerste Revolutie, waarvan alle daaropvolgende schommelingen het gevolg waren? Hoe dan ook, de foutieve positie van het vrouwelijke geslacht, die zo opzichtig zichtbaar is door het bestaan van de ‘jonkvrouw’, is een fundamentele vergissing in onze maatschappeiijke structuur, en deze vergissing verspreidt haar schadelijke invloed vanuit haar kern in alle mogelijke richtingen. Dat de vrouw van nature bedoeld is om te gehoorzamen wordt aangetoond door het feit dat iedere vrouw die in de onnatuurlijke positie wordt geplaatst van absolute onafhankelijkheid zich onmiddellijk hecht aan de een of andere man, door wie zij wordt geleid en geregeerd; dit komt omdat zij een meester behoeft. Als zij jong is, is de man een geliefde; als zij oud is een priester.

Vertaling: Mike Donkers