In dit artikel wil ik een zo evenwichtig mogelijk beeld schetsen van de mijns inziens onderbelichte onderdrukking van de man c.q. het mannelijke in onze tijd. Ik besef echter heel goed, dat mijn visie op het mannelijke en daarmee samenhangend het vrouwelijke, zeer gekleurd is door de emotionele programmering uit mijn jeugd in de relatie met de eerste man en vrouw in mijn leven, namelijk mijn vader en mijn moeder.
Schoolplaat ‘Vervening in Drenthe van Riekele Prins (ca. 1950). (bron: J.B. Wolters, Groningen – Djakarta).
De man onder druk
Zij hebben vanuit hun emotionele programmering en binnen de moeilijke omstandigheden van een armoedig arbeidersgezin, wonend in de veenkoloniën in Zuidoost Drenthe, getracht hun vier zonen en één dochter op te voeden. Die armoedige omstandigheden dwongen beide ouders om vanuit hun overlevingsdrang hard en vooral veel te gaan werken.
Mijn vader was oorspronkelijk veenarbeider en daarna los arbeider, totdat het harde werken gedurende lange werkdagen en veelal zes dagen per week zijn tol eiste, in de vorm van een lichamelijke aftakeling. Hij heeft zowel de Eerste als Tweede Wereldoorlog meegemaakt, levend aan de grens met Duitsland. Mijn moeder alleen de Tweede. Door zijn persoonlijke karakterstructuur was mijn vader een gesloten man, waar moeilijk een gevoelsmatige verbinding mee te ervaren was. Als hij thuis was, was hij er ook niet. Als jongste nakomer heb ik hem voornamelijk meegemaakt in zijn lichamelijke aftakelingsfase. Mijn moeder moest vanwege het economisch overleven ook veel tijd besteden aan het buitenshuis werken. De door haar emotionele programmering ontstane karakterstructuur maakte dat zij de spin in het gezinsweb was. Zij vervulde een dominante rol. Deze sociale gezinsverhoudingen, waarin een dominante moeder en een emotioneel afwezige vader een prominente rol speelden, hadden een verreikende invloed op de identiteitsvorming van de vier zonen. Hoe dit gegeven door mijn drie broers ervaren werd, is voor mij moeilijk in te schatten. Alle broers spraken en spreken nog steeds niet zo gemakkelijk, of liever gezegd helemaal niet, over hun gevoelsleven. Hun mannelijke identiteitsvoorbeeld, de vader, had dat immers ook niet gedaan.
Vanwege mijn hooggevoeligheid, heb ik me binnen die opvoedende omstandigheden altijd als een vreemde eend in de bijt gevoeld. Door mijn eigenzinnige levenshouding werd ik later als opgroeiende jongste door de andere gezinsleden ook als zodanig beschouwd. In mij is er altijd iets aanwezig geweest, dat geen genoegen nam met al die uiterlijke gezinsverschijnselen en later de sociaal/economische en politieke wereldverschijnselen. Daarnaast hebben een aantal complicerende en traumatiserende jeugdervaringen, de ontwikkeling van mijn mannelijke identiteitsvorming zwaar beïnvloed. De emotionele gevolgen van die ervaringen heb ik voor het belangrijkste deel gaandeweg mijn leven in mijzelf uit mogen zoeken, ondersteund door een intensieve psychotherapie toen ik 22 jaar was. Voor de rest was ik overgeleverd aan mijzelf en aan de in mij aanwezige intuïtieve ontwikkelingsimpulsen, die ik vanuit eens wens om mezelf te bevrijden van mijn verleden ook volgde. Op het geheel van mijn 58-jarige verleden terugkijkend kan ik met dankbaarheid zeggen, dat al die omstandigheden mij gestimuleerd hebben om nieuwe kwaliteiten in mijzelf te ontwikkelen, die mij hebben gemaakt tot wie ik nu ben. Het belangrijkste onderdeel van dit traject was, dat ik een zingeving vond in het relateren van mijn eigen subjectieve levensomstandigheden aan het objectiever groter geheel van de wereldomstandigheden en bewustzijnsevolutie van de mensheid.
Gecontroleerde antimannelijkheid
In onze moderne tijd wordt sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw de man, of liever gezegd het mannelijke, zwaar tekort gedaan. Door verschillende maatschappelijke ontwikkelingen sinds die tijd en vooral ook door veel verder teruggaande historische ontwikkelingen, is de man en dus het mannelijke in een bijzonder kwaad daglicht komen te staan. Dit valt samen te vatten in het al millennia heersende en beladen begrip patriarchaat. De heerserspraktijken die binnen dat patriarchaat hebben plaatsgevonden en nu nog steeds plaatsvinden, zijn maatgevend geweest voor het beoordelen van al het mannelijke. De op negatieve en destructieve wijze vormgegeven uiterlijk gerichte manifestatiedrang van dat mannelijke was de ene kam waarover al het mannelijke als kwaliteit geschoren werd. De eerste feministische golf (1880-1920) wilde die mannelijke dominantie doorbreken op het gebied van de illusionaire democratie, door te strijden voor het vrouwenkiesrecht. En zo tevens de vrouwen zichzelf laten verliezen in de democratische fata morgana, die een medezeggenschap ten aanzien van het bestuur over het eigen leven voorspiegelde.
Het door de CIA geïnitieerde sociale beïnvloedingsprogramma van de tweede feministische golf, stimuleerde de vrouw sinds de jaren 60/70 om haar mannelijke kanten uit te vergroten. Waarmee zij meende de machtsinvloed van het patriarchaat op het gebied van de sociaal/economische status te kunnen bestrijden. Zij werd gestimuleerd dit te doen door met name op economisch gebied de man te willen evenaren, zoniet voorbij te willen streven. Het gelijkheidsbeginsel werd het politiek correcte dogma. Was het in mijn jeugdomstandigheden en die van vele anderen een bittere economische noodzaak voor vrouwen om voor geld buitenshuis te gaan werken, de tweede feministische golf zorgde ervoor dat dit fenomeen bijna tot norm verheven werd voor alle vrouwen. In het draaiend houden van het gezin in de thuissituatie, hebben vrouwen altijd al onbetaald gewerkt. Wat ook altijd zwaar ondergewaardeerd is.
Door de fundamentalistische feministes werd een onbewust opererende tendens geschapen om het mannelijke als fout te zien, want dat werd gelijkgesteld aan dominantie, seksisme, rechtlijnigheid, machtswellust, oorlogszucht en veroveringsdrang. Dat dit manbeeld vormgegeven werd door een heersende klasse, waar zowel mannen als vrouwen het slachtoffer van zijn, werd door die fundamentalistische feministes gemakshalve maar buiten beschouwing gelaten. Er werd een nieuw dialectisch probleem geschapen, dat als resultaat een vermannelijking van de vrouw en een vervrouwelijking van de man tot stand bracht. Het gelijkheidsbeginsel m.b.t. mannen en vrouwen werd daarom als politiek correcte oplossing doorgevoerd. Kortom, er ontstond een totale chaotisering van bestaande sociale structuren, die een verwarring schiep betreffende de kernkwaliteiten van het mannelijke en het vrouwelijke. Uiteindelijk heeft die ontwikkeling in sterke mate er aan bijgedragen, dat zowel mannen als vrouwen niet meer weten wat ze hier op deze planeet komen doen en wat hun zelfverkozen levenstaak is.
In het feministische blad Opzij van 1 februari 2002 is een artikel van Anke Manschot opgenomen, genaamd: “Je zoon kan niet je beste vriend zijn“. Daarin onderzoekt zij de vraag of bij het opvoeden van zonen door lesbische stellen een man nodig is. In het artikel worden verschillende onderzoeken en deskundigen op het gebied van gezinsrelaties aangehaald. Ook wordt vermeld dat voor een jongen het voordeel van een opvoeding door lesbiennes is, dat hij een groot inlevingsvermogen ontwikkeld. Een kwaliteit die zeer wordt gewaardeerd. Maar zoals in het onderstaand citaat te lezen is, heeft dat tevens een duidelijke keerzijde. Er wordt verder aangegeven, dat een mannelijk identificatiemodel ook geleverd kan worden door andere mannen dan een vader, bijvoorbeeld een voetbalcoach of een oom.
“Uit wereldwijd onderzoek blijkt dat het opgroeien bij homo”s of lesbiennes niet schadelijk is voor een kind,” vult Martine Delfos aan. “Deze kinderen zijn zonder meer erg gewenst. Een jongen die bij lesbiennes opgroeit, krijgt inderdaad een training in inlevingsvermogen van jewelste. Maar elke vrouwelijke of mannelijke eigenschap heeft ook weer een negatieve kant. Wanneer je als jongen een groter invoelingsvermogen dan gemiddeld hebt ontwikkeld, ben je weer vatbaarder voor depressie. Leef je je agressieve kant wel uit dan zul je niet zo gauw neerslachtig zijn. Je ziet nu dat jongens meer dan vroeger depressies ontwikkelen omdat hun daadkrachtige kant afgeremd wordt. Misschien komt dat ook wel doordat moeders op latere leeftijd kinderen krijgen en moe van hun werk thuiskomen,” oppert ze voorzichtig.”
Het artikel van Manschot is voor mannen de moeite waard om eens te lezen, daar het een aardige kijk geeft op de praktische uitwerking van wat ik hierna over het ontmannelijken en ontvrouwelijken schrijf. In een ander artikel over het feminisme, getiteld “Heulen met de vijand: mannen en de vrouwenbeweging“, wordt gesteld dat de radicale feminisering in de jaren 60/70 noodzakelijk was om een andere verhouding tussen mannen en vrouwen te laten ontstaan. Het totaal doorgeschoten radicale feminisme laat echter eveneens alle op de man geprojecteerde negativiteit zien, zoals seksisme, uitsluiting, haat t.a.v. de andere sekse, neiging tot dominantie en onderdrukking. Dit heeft alles te maken met het verzaken van de eigen authentieke vrouwelijkheid en een te grote gerichtheid op de buitenwereld. Daarmee is juist een sterke mate van vermannelijking gestimuleerd. Tevens wordt in het artikel aangegeven, dat er een derde feministische golf heeft plaatsgevonden die de man minder als vijand beschouwt, maar eveneens als slachtoffer van onderdrukking. Men zou volgens die feministische visie meer gericht zijn op het samenwerken met mannen. Toch blijkt dit binnen de feministische beweging een moeilijk te accepteren standpunt te zijn, getuige het volgende citaat:
“Ofwel worden mannen ook onderdrukt: ze hebben net zoals vrouwen last van de
sekserollen die ze opgedrongen krijgen. Vele feministes zijn argwanend tegenover deze
stelling. Als mannen ook slachtoffer zijn, wie is dan de oorzaak? Hoe kan je vechten
tegen een onzichtbaar systeem? Bovendien, zo repliceerden feministes terecht, gaat
onderdrukking over een groep die door een andere groep onderdrukt wordt. Aan
het einde van het verhaal worden mannen als groep niet onderdrukt door mannen.
Ondanks alle goede intenties en mogelijke reële discriminaties blijft elke man lid van
een bevoorrechte groep.”
Wat dit aangaat hebben de feministes nog heel wat te leren over hun eigen individualisering als middel tot bevrijding van alle onderdrukking, in plaats van hun eigen kracht aan een seksegebonden groepsidentiteit te ontlenen. Zij schijnen niet te beseffen dat het juist de onderdrukkers zijn die hen op een onbewust niveau tot een zich afzetten tegen mannen hebben gemanipuleerd en hen tot het vormen van een seksegebonden groepsidentiteit hebben verleid. Zoals ze ook groepsidentiteiten hebben laten ontstaan langs scheidslijnen van ras, etniciteit, geloof, cultuur en zelfs leeftijd. Groepsidentiteiten zijn in het kader van verdeel en heerstactieken ideaal in te passen is in het dialectische model van probleem-reactie-oplossing. De feministes houden daarmee hun eigen onderdrukking dus in stand en dragen bij aan de algehele onderdrukking in de wereld. Wat zij voor zichzelf als een oplossing hebben gezien, is een illusie en heeft het onderdrukkingsprobleem juist versterkt en vergroot.
Het mag echter alleszins duidelijk zijn dat als de wereld geregeerd moet gaan worden door vrouwen als ‘Killary Clinton’, zoals zij door de alternatieve media in de VS wordt genoemd, het er zeker niet beter op zal gaan worden. Zij zou dit jaar met behulp van allerlei manipulaties maar zo de eerste vrouwelijke president van de VS kunnen worden. Of een vrouw zoals Christine Lagarde, sinds 2011 het eerste vrouwelijke boegbeeld van het IMF. Of Janet Yellen, die sinds 2014 de eerste vrouwelijke baas is van het Amerikaanse Federal Reserve System. Of Angela Merkel, die sinds 2005 de eerste vrouwelijke regeringsleider in Duitsland is. In oktober 2013 deelde het blad Forbes mee dat Merkel na Paus Franciscus de machtigste persoon in Europa is. Een beetje dubieus natuurlijk, daar Forbes de bankierselite in The London City buiten beschouwing laat. Het is opmerkelijk dat vrouwen in deze 21ste eeuw op grotere schaal het patriarchale machtsbolwerk van banken en politiek zijn binnengedrongen. Moet de uiterlijke beeldvorming die deze vrouwen neerzetten op te vatten zijn als het succes van de vrouwenemancipatie? Maar……. Zijn zij nog wel vrouwen?
Ontmannelijken en ontvrouwelijken
Het is het besef van een zelfverkozen levenstaak en het daarmee verbonden ontwikkelingstraject van de eigen ingeboren kwaliteiten, dat in de opvoeding van jongen tot man in onze totaal verziekte menselijke maatschappij aan de grootst mogelijke onderdrukkingskrachten bloot staat. Guy Corneau beschrijft in zijn boek ‘Afwezige vaders, verloren zonen’, wat het voor westerse jongens betekent om hun vader als identificatiesymbool te moeten missen. Hij ziet de afwezigheid van steeds meer vaders in de opvoeding als een in belang toenemend cultureel verschijnsel, dat ontwrichtend werkt op de emotionele ontwikkeling van jongens en uiteindelijk op de samenleving als geheel. Hun afwezigheid door economische, relationele of persoonsgebonden oorzaken onthoudt jongens van een opbouwende mannelijke invloed in hun leven. Waardoor ze vervreemdt raken van zichzelf. Dit kan zich uiten in het vertonen van overcompenserend gedrag om hun vorm van mannelijkheid te bewijzen (machogedrag), of door een te sterke moederbinding geen kracht ontwikkelen om zichzelf adequaat in de wereld neer te zetten (watjesgedrag). Hij ziet tevens de afwezigheid van een rituele begeleiding van jongen tot man in de westerse cultuur, zoals die bij de natuurvolkeren plaatsvindt, als een gemis.
In zijn artikel over de zoektocht naar mannelijke identiteit, waarin hij ook het thema van afwezige vaders en verloren zonen bespreekt, haalt Ton van der Kroon een opzienbarend citaat uit het dagblad Het Parool betreffende een Europees onderzoek aan. Het citaat heeft betrekking op het verdubbelde aantal zelfmoorden in de afgelopen twintig jaar onder mannen tussen 15 en 24. De onderzoeker heeft geen idee hoe dat komt. Van der Kroon verbaast zich enerzijds over het gegeven van het verdubbelde aantal zelfmoorden onder jonge mannen en anderzijds over de onwetendheid betreffende de oorzaak bij de onderzoeker. In dit zeer informatieve en lezenswaardig artikel onderzoekt van der Kroon verder die mogelijke oorzaak. Hij gaat daarbij uitvoerig in op de afwezigheid van de vader als mannelijk identificatiemodel voor zonen, die ten gevolge daarvan verloren raken in zichzelf. Sinds de industriële revolutie moesten vaders buitenshuis gaan werken, vaak ver buiten het gezichtsveld van hun zonen. De opvoeding van die zonen kwam daardoor primair bij de moeders terecht. Citaat uit het artikel:
“Ze werken in een fabriek of zitten op kantoor, komen ’s avonds laat thuis en laten de opvoeding van hun zonen meestal aan de moeder over. In de meeste gevallen is het probleem van de vader echter niet dat hij fysiek afwezig is, maar emotioneel afwezig. Vooral de generatie vaders die de oorlog heeft meegemaakt, hetzij de tweede wereldoorlog hetzij de oorlog in Indonesië, heeft te kampen met een gewond gevoelsleven. Ze zijn emotioneel blijven steken in de oorlog. Ze zijn zwijgzaam geworden en weten niet hoe ze gewoon contact kunnen maken. Ze hebben zich vaak teruggetrokken uit de emoties van het gezinsleven en hun toevlucht gezocht in het werk, de krant, de sport of de kroeg. In hun werk zijn ze iemand en gaat het om wat ze doen, niet om wat ze voelen of wie ze zijn.”
Mannelijk potentieel
In mannen schuilt in mijn beleving de potentieel geestelijke daadkracht om een werkelijk vernieuwende ontwikkeling, met betrekking tot het menselijk samenleven, vorm te geven. Zij kunnen dit echter alleen als zij het vrouwelijke gevoelselement in zichzelf hebben (h)erkend en geïntegreerd. En het is juist dit vrouwelijke gevoelselement – en de daarmee verbonden intuïtie en creativiteit – die in mannen ten zeerste wordt onderdrukt. Het vrouwelijke element staat voor ontvankelijkheid, verbinding en (sociale) procesgerichtheid. Vrouwen zijn meer procesmatig ingesteld, gericht op de sociale verbanden en samenhangen, die te voeden en te onderhouden. Deze natuurlijke kwaliteit van het vrouwelijke is, sinds de jaren 60/70 van de vorige eeuw door het zeer verleidelijke sociale beïnvloedingsprogramma van het feminisme, ook bij vrouwen in haar essentie grondig verstoort. In dit kader zijn ook vrouwen gedurende de afgelopen eeuwen in de verschillende culturen blootgesteld aan de grootst mogelijke onderdrukkingskracht ten aanzien van hun ingeboren vrouwelijke kwaliteiten. Zij werden in eerste instantie teruggedrongen achter de vier muren van de huiselijke gevangenis. Om vervolgens in de tweede helft van de twintigste eeuw een vanuit het westen geïnitieerde illusionaire bevrijdingscampagne daaruit te worden voorgehouden, in de vorm van de economische emancipatie.
Het woord emancipatie zegt al genoeg. Zij moesten zich op economisch gebied leren gedragen als een man en zijnsgelijke worden. Er werd hun echter daarbij niet verteld dat dit godsonmogelijk is. Een vrouw kan niet gelijk worden aan een man. De illusie dat dit wel mogelijk zou zijn, is gebaseerd op het sociaal geënsceneerde concept van het moeten verloochenen van hun vrouwelijkheid. Om zich vervolgens als een man te gedragen, door hard te werken en carrière te willen maken. Op allerlei mannelijke terreinen werd vrouwen geleerd mannen te moeten beconcurreren. Er werd zo een basis gelegd voor de kunstmatig geënsceneerde strijd tussen de seksen. Dit fenomeen valt dus in te passen in de moderne dialectische handelswijze van de heersende elite.
Vrouwelijke belastingsslaven
De werkelijke reden achter de economische vrouwenemancipatie is, naast het veroorzaken van de sociaal chaotiserende effecten ervan, dat vrouwen op deze wijze ook in het economische slavenprogramma worden getrokken. Evenals werkslaven kunnen zij zo ook tot belastingbetalende slaven en nog grotere consumptieslaven worden gemaakt. Vrouwen houden zich over het algemeen nu eenmaal in grotere mate bezig met winkelen en consumeren dan mannen, uitzonderingen daargelaten natuurlijk. Dus geld verdienende vrouwen zijn een weldaad voor de door de elite geschapen consumptiemaatschappij. Een ander nog bedenkelijker en vooral sociaal ontwrichtend bijeffect van die zogenaamde vrouwenemancipatie is, dat de zorg voor de kinderen van een werkende moeder bijna per definitie moet worden overgenomen door betaalde krachten in een kinderopvang. De opvang van de kinderen wordt in Nederland door de staat georganiseerd en zelfs gesubsidieerd. Hoewel in de laatste jaren de eigen bijdrage voor ouders systematisch is verhoogd. Vele ouders zullen vanwege de verkregen luxe levensstandaard zich genoodzaakt voelen om beide te blijven werken, om zodoende deze te kunnen blijven bekostigen. Door de opgebouwde materiële comfortzone van een ‘eigen huis’, twee auto’s en meerdere vakanties per jaar, hebben velen zich in de economische ratrace laten vangen. Het bezitten van een eigen huis is nogal illusionair! Want zolang de hypotheek op het huis niet is afbetaald, is de bank de eigenaar. Zelfs als het wel afbetaald is, is het privé-eigendom van het huis nogal relatief. Voor alleenstaande moeders is het werken een bittere noodzakelijkheid geworden.
If you win the ratrace, you’re still a rat!
Wanneer men met enigszins objectieve ogen naar dit fenomeen kijkt, kan men niet anders dan tot de bizarre conclusie komen dat vrouwen moeten werken om hun kinderopvang te kunnen blijven bekostigen. Het sociaal ontwrichtende aspect hieraan is, dat kinderen al vanaf hun babytijd weggerukt worden uit hun vertrouwde natuurlijke gezinsomgeving. Daarnaast worden ze al vanaf zeer jonge leeftijd blootgesteld aan de zielsvergiftigende invloed van de opvoedingsprogramma’s van de staat in de kinderdagverblijven. Naast het op zich al traumatiserende effect van uit de eigen vertrouwde omgeving te zijn weggerukt, is in de afgelopen onthullende jaren gebleken dat kinderen in de kinderopvang ook op grote schaal worden blootgesteld aan de perverse seksuele behoeften van psychopathische pedofielen. Daarnaast heeft de staat, jeugdzorgorganisaties in het leven geroepen die zoveel mogelijk kinderen, tegen de wil van de ouders ontvoert en opbergt in gezinsvervangende tehuizen en bij pleeggezinnen. De hiervoor ontworpen wet- en regelgeving is bedoeld, om de ouderlijke invloed op hun kinderen in steeds grotere mate te ondermijnen. De staat beschikt en beslist over het lot van de in ‘haar eigendom’ zijnde onderdanen. In de gezinsvervangende instellingen staan kinderen ook in een schrikbarende mate bloot aan de perverse seksuele lusten van volwassenen. In de afgelopen jaren is er in Nederland veel commotie ontstaan over dit thema, die de regering er toe dwong om in het kader van het beteugelen van de onder de bevolking ontstane onrust en verontwaardiging, een onderzoekscommissie in het leven te roepen. Deze bracht slechts een topje van de ijsberg in beeld en het uiteindelijke eindrapport, werd door de invloed van de Jeugdzorglobby gekuist tot een voor haar beter verteerbaar en minder belastend resultaat. Deze door de staat ingestelde organisatie had, door een gebrek aan medewerking tijdens het onderzoek, ook al een bijzonder vertragend effect op de totstandkoming van het eindrapport.
Zorg voor de jeugd?
Tevens is gebleken dat de zogenaamde Jeugdzorgorganisaties van de staat in verschillende landen kinderen regelrecht afleveren aan het circuit voor kinderhandel. De Amerikaanse senator Nancy Schaefer heeft de levering van kinderen aan de kinderhandel door de Amerikaanse Child Protective Service openbaar gemaakt, maar moest dit met haar leven bekopen. Al met al worden ouders en kinderen in steeds sterkere mate uit elkaar getrokken en zo onder controle gebracht van overheden en malicieuze organisaties.
Hiermee hoop ik duidelijk te hebben gemaakt dat het zogenaamde politiek correcte gelijkheidsbeginsel der seksen, de grootste leugen is waar de machthebbers op deze planeet de moderne mens mee hebben geïndoctrineerd. Vrouwen en mannen kunnen nooit en te nimmer gelijk zijn. Mannen kunnen zelfs nooit gelijk zijn aan elkaar, evenals vrouwen dat ook niet kunnen ten opzichte van elkaar. Geen enkel mens kan gelijk zijn aan een ander. Deze politiek correcte gelijkheidsdoctrine is de basis voor de moderne verwarring, die op subtiele wijze via ‘emancipatie’-ideologieën aan de mensheid is opgedrongen. Het benadrukken van het gelijkheidsbeginsel masseert op misleidende wijze het menselijke onderbewuste, met als doel het creëren van een collectivistisch uniforme massa die gemakkelijk te manipuleren en te beheersen is. Want dit gelijkheidsbeginsel impliceert per definitie de uitsluiting van individuele kwaliteiten en sekseverschillen. Zo wordt voor het kunstmatig geschapen dialectische probleem van de sekseverschillen, dus als oplossing het gelijkheidsbeginsel aangeboden. Waarmee men individuele ontwikkelingsbehoeften ontkracht, uiteindelijk uitmondend in een socialistisch/communistische uniforme wereldorde. Het meest misleidende aspect van het begrip gelijkheid is, dat het in de plaats gekomen is van gelijkwaardigheid. Een soort van Orwelliaanse new speak dus.
Mannen en vrouwen in hetzelfde schuitje
Het bovenstaande laat zien dat zowel mannen als vrouwen in de afgelopen eeuwen bloot hebben gestaan aan onderdrukkende krachten vanuit de machtselite, die deze gevangenisplaneet meent te moeten besturen. Daarbij werd er zoveel verwarring gezaaid betreffende de mannelijke en vrouwelijke basiskwaliteiten, dat zowel mannen als vrouwen afgebracht werden en worden van een helende ontwikkelingsweg, die een integratie van het mannelijke en vrouwelijke in zichzelf zou kunnen bewerkstelligen. Met als gevolg het verloren gaan van het gevoel vooral mens te zijn. Mens als uitdrukking van een eenheidsbeginsel dat, om haar scheppend vermogen tot uitdrukking te kunnen brengen, zich in een polair duaal beginsel uit. Maar dat in wezen dus complementair is. Mannen en vrouwen hoeven elkaar niet te bevechten en te beconcurreren. Ze kunnen elkaar aanvullen, mits zij de polaire c.q. aanvullende kracht in zichzelf hebben (h)erkend en geïntegreerd. Wanneer arbeid en inkomen op een andere wijze worden gewaardeerd en vormgegeven, door bijvoorbeeld een onvoorwaardelijk basisinkomen voor iedereen, kunnen zowel mannen als vrouwen betrokken zijn en blijven bij de opvoeding van hun kinderen.
In mijn vorige artikel Menselijke brug heb ik aangegeven hoe de Rooms Katholieke Kerk (RKK), er zorg voor heeft gedragen dat de individueel menselijke toegang tot het geestelijke afgesloten werd, doordat de RKK zichzelf als noodzakelijke bemiddelaar tussen God en de mens plaatste. Zo schafte zij de Geest in ieder mens af en sloot hem daardoor tevens af van zijn scheppingsbron. Het geestesbewustzijn zou men als mannelijk en schenkend kunnen beschouwen en de menselijke ziel als vrouwelijk en ontvankelijk. Het is mijn ontwikkelde inzicht, dat wij door het leren van onze levenslessen onze ziel ontvankelijk mogen maken voor het ontvangen van de Universele Geest. In het hieronder weergegeven Graalsymbool, waarin de liggende maansikkel de vrouwelijke ziel weergeeft en de zon de mannelijke geest, wordt dit op beeldende wijze vormgegeven. Een astroloog vertelde me jaren geleden tijdens een consult eens, dat de emotioneel en/of fysiek afwezige vader de drijfveer kan zijn om op zoek te gaan naar de geestelijke vader.
Hij verwoordde daarmee iets waar veel op zichzelf teruggeworpen mannen, die in de buitenwereld geen ware mannelijkheid kunnen herkennen, in onze tijd mee te maken hebben.
Met het afsluiten van het patriarchaat ligt er geen nieuw matriarchaat, in de zin van vrouwelijke leiderscultuur, in het verschiet. Wel krijgen mannen de mogelijkheid hun eigen vrouwelijke binnenwereld te verkennen en deze op een geïntegreerde, dat is dienstbare wijze, vorm te geven in de buitenwereld. Dit kan alleen maar leiden naar een geïntegreerde samenleving, waarin authentieke mannen én vrouwen, samen het authentieke mens zijn en het authentieke leven dienen.
Hou je hoofd koel en vooral je hart warm. — Arend Zeevat
Momenteel gebeurt er veel in onze wereld dat menigeen zal confronteren met een zeer fundamenteel gevoel van onzekerheid en machteloosheid. Waarheid en onwaarheid zijn voor velen moeilijk te onderscheiden. De daardoor opgeroepen onzekerheid en onmacht zijn gevoelens, die we diep onbewust vanaf onze jeugd al met ons meedragen. Wereldbrand
Noten
Nog meer informatie betreffende het door de CIA gesponsorde feminisme:
http://www.rense.com/general21/hw.htm
http://www.whale.to/b/how7.html
http://henrymakow.com/180302.html
Guy Corneau: Afwezige vaders, verloren zonen. Verschenen in 1991 in het Engels. In het Nederlands uitgegeven door Servire in 1992 en 2000 onder ISBN-nummer: 90 215 8506 5. Het boek is helaas niet meer in het Nederlands beschikbaar en alleen in het Engels via:
http://www.bol.com/nl/p/absent-fathers-lost-sons/1001004001170273/